Het verborgen verhaal van Hugenholtz. Hoe een buitengewoon begaafde psychiater is vergeten

Door Susanna Bloem

Stoffige boeken verzamelen zich in kringloopwinkels. Daar wagen ze een laatste poging de ideeën die ze herbergen kenbaar te maken aan de wereld. Ik zie die boeken als versleten dragers van betekenis. Ze wachten op een toevallige voorbijganger die ze weer oppoetst en hun ideeën redt van de vergetelheid. Op een regenachtige middag lag een vergeelde, bevlekte dissertatie uit 1938 op me te wachten. Het droeg de prachtige titel ‘Over Tijd en Tijdsvormen’. [1] Toen ik het opende, sleurde het mij pagina voor pagina met zich mee. Met doorwrochte zinnen beschreef het hoe tijd zich aan ons voordoet in verschillende vormen en hoe tijd de mens doordringt zowel in haar geestelijke als haar biologische zijn. De tijdsvorm waarin de voorstelling van een individu zich ophoudt, kan gebruikt worden voor het diagnosticeren van psychiatrische aandoeningen. De auteur, Paul Theodoor Hugenholtz (1903-1987), bleek net zo ingestoft te zijn als het boek. Ik stelde mijzelf dus de taak verborgen kennis over hem bloot te leggen die er zou moeten zijn. Wetenschappelijkheid betekent in de geschiedschrijving tegenwoordig vaak dat je ideeën zoekt en vindt, niet dat ze jou vinden. Het laatste lijkt mij echter te zijn overkomen.

De breuk met Psychiatrie

Ik kwam er vrij snel achter dat Hugenholtz vanaf 1964 een positie had als ‘Buitengewoon Lector’ in de Psychopathologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).[2] Verdere informatie over hem bleek echter moeilijk te vinden. Hij werd niet genoemd in de secundaire literatuur die ik heb geraadpleegd, maar ik vond zijn publicaties vaak voor een paar euro in stoffige boekwinkeltjes aangeboden. Dit betekende voor mij dat er op het moment een generatie aan het overlijden is die Hugenholtz’ ideeën belangrijk genoeg vond om ze op de boekenplank te hebben staan, maar die er niet over had geschreven.

In het Stadsarchief van Amsterdam vond ik de dossiers aangaande de beëindiging van zijn leeraanstelling in de psychiatrie in 1961 en zijn benoeming als buitengewoon lector in 1963. [3] Hieruit bleek dat hij medicijnen studeerde aan de UvA en afstudeerde in 1926. Hij behaalde zijn doctoraat in de psychiatrie aan de medische faculteit in Leiden onder professor E.A.D.E. Carp (1895-1983) in 1938. Daarna werd hij geneesheer onder professor L. van der Horst (1893-1978) en werkte met hem samen gedurende de rest van zijn carrière. Allereerst van 1939 tot 1948 in de Valeriuskliniek, vervolgens vanaf 1949 als Chef de Clinique van de afdeling voor psychiatrie en Neurologie in het Wilhelmina Gasthuis. Vanaf 1946 kreeg Hugenholtz aan verschillende universiteiten leeraanstellingen in de psychologie, psychiatrie en medicijnen. Hij publiceerde vaak in verschillende tijdschriften en schreef een aantal boeken. Bovendien was hij erg populair onder zijn studenten. Op mij kwam het over alsof Hugenholtz in 1961 terug kon kijken op een rijke carrière in de academische psychiatrie.

Ik was dan ook behoorlijk verrast toen ik een brief van Hugenholtz uit 1961 vond waarin hij schreef dat hij ontheven wilde worden van zijn leeraanstelling in de psychiatrie. Ik dacht: wanneer een man die actief gefunctioneerd heeft in de academische psychiatrie sinds 1938, na 23 jaar besluit met dat vak te breken, dan moet er een interessant verhaal over hem te vertellen zijn. De reden waarmee Hugenholtz zijn verzoek onderbouwde, was dat hij niet genoeg vertrouwen genoot van de medische faculteit. Hij zag daarom geen mogelijkheid om nog deel te nemen aan het medische onderwijs van de universiteit. [4] Hij was sinds januari niet meer aanwezig geweest in het Wilhelmina Gasthuis en gaf alleen nog college aan zijn studenten psychologie, niet aan de studenten psychiatrie. [5]

beeindiging aanstelling
Hugenholtz’ opzegging van zijn aanstelling.

Esther en Maya

Mijn nieuwsgierigheid en het gebrek aan geschreven bronnen leidden me naar Hugenholtz’  jongste dochter Esther en haar moeder, Hugenholtz’ laatste vrouw Maya. Esther vertelde me dat ze de indruk had dat haar vader zich onbegrepen voelde. Dit is natuurlijk geen ongewoon sentiment voor een ongewone denker.[6] De brief die ik had gevonden in het archief bevatte echter ook een duidelijk bittere ondertoon. Esthers observatie kon wel eens een interessante voorgeschiedenis hebben.

Een gesprek met Maya Hugenholtz bevestigde mijn vermoeden. Ze vertelde me dat Hugenholtz academisch volwassen werd door samen te werken met antropologisch psychiater Van der Horst. Toen de UvA een opvolger zocht voor Van der Horst in 1961, was Hugenholtz de voor de hand liggende kandidaat. Maya legde me uit dat de strijd tussen psychoanalytici (met een behavioristische inslag) en antropologische psychiaters (met een filosofische inslag) tegen die tijd behoorlijk hevig was geworden. De faculteit wilde de gemoederen sussen en de vrede bewaren. Daarom ging ze expliciet op zoek naar een professor geschoold in psychoanalyse, om een tegenwicht te bieden aan de dominantie van de antropologische benadering onder Van der Horst. Uiteindelijk kreeg Pieter Cornelis Kuiper (1919-2002), een jonge psychoanalyticus uit Groningen, de leerstoel in plaats van Hugenholtz. Anno 2013 noemt Maya het “misschien een beetje naïef” dat Hugenholtz dit niet had zien aankomen. [7] Nadat de leerstoel aan hem voorbij was gegaan, wilde hij niets meer te maken hebben met de academische psychiatrie.

Ik bleef achter met veel vragen. Waarom was Hugenholtz zo boos? Wat waren de exacte redenen dat de faculteit voor Kuiper koos en niet voor Hugenholtz? Was hij echt de favoriet als Van der Horsts opvolger? Wat vonden andere psychiaters uit zijn tijd van zijn ideeën? Ik haastte mij terug naar het archief in de hoop informatie te vinden over de redenen waarom Kuiper werd verkozen boven Hugenholtz. Het bleek een verhelderende dag toen ik het dossier rondom Kuipers aanstelling bestudeerde.[8]

Wat er gebeurde

Het hoofd van de psychiatrische commissie, professor A. Biemond (1902-1973), had een brief geschreven aan alle professoren aan zusterfaculteiten in Nederland. De UvA, zo schreef hij, wilde een nieuwe leerstoel in klinische psychiatrie inrichten naast de leerstoel in Algemene Psychiatrie van Van der Horst. Hij vroeg hen daarom om een oordeel over de wetenschappelijke kwaliteiten en didactische vaardigheden van Hugenholtz en Kuiper.[9] De respondenten spraken unaniem, om verschillende redenen, een voorkeur uit voor Hugenholtz: zijn kennis omvatte het hele veld van de psychiatrie en hij ontwikkelde een samenhangende en unieke manier van psychiatrie bedrijven. Rümke schreef bijvoorbeeld dat Hugenholtz beschikte over een “meer dan gewone begaafdheid”, Prick schreef dat hij “uiterst waardevol wetenschappelijk werk heeft geleverd”.[10] Bovendien was Hugenholtz’ werk authentieker, aldus zijn collega’s; ze beschreven hem als een buitengewoon begaafde psychiater. [11]

Professor Biemond stuurde deze brieven niet door naar het College van Curatoren (ondanks dat hij daartoe verplicht was sinds het begin van 1961). In plaats daarvan stuurde hij het College een aanbeveling voor Kuiper.[12] Gebaseerd op dit schrijven, en zonder kennis van de aanbevelingen van de andere professoren, besloot het College dat Kuiper de leerstoel kreeg. [13] Nadat het College van Curatoren erachter kwam dat Biemond de brieven had achtergehouden, bleven ze bij hun besluit om de relatie met de medische faculteit gezond te houden. Kuiper werd geschikter bevonden door Biemond en zijn medestanders in het College vanwege zijn modernere en natuurwetenschappelijke manier van werken. Doordat Van der Horst onverwachts zijn leerstoel bij de Uva opgaf, werd Kuiper zijn ‘opvolger’ in een andere Psychiatrische leerstoel. Het jaar 1961 bleek een radicale breuk te zijn geweest in Hugenholtz’ leven. Zijn aanstelling in 1964 in de psychopathologie betekende niet meer dan een ‘goedmakertje’. Maya noemde het “een heftige strijd met de mantel der liefde bedekt”.

Hugenholtz’ ideeën zijn niet doorgedrongen tot het algemene psychiatrische discours van vandaag. De gevestigde professoren in zijn eigen tijd waardeerden hem echter zeer om zijn wetenschappelijke werk in de psychiatrie. De informatie die ik vond, stelt Hugenholtz’ verhaal in een romantisch licht: een buitengewoon begaafde psychiater die vergeten is. Hij ontwikkelde een tegenwoordig onbekende, maar authentieke en unieke antropologische psychiatrie. Gebaseerd op vier tijdsvormen die hij ontwikkelde. Hierbij wil ik graag zijn publicaties onder jullie aandacht brengen en ik hoop binnenkort meer over zijn ideeën te kunnen vertellen.

Hugenholtz
Hugenholtz
Susanna Bloem is studente Historical and Comparative Studies of the Sciences and Humanities, en interesseert zich in holistische pogingen vanuit de wetenschap om de wetenschap ‘menselijk’ te houden.


[1] Hugenholtz, P.T. (1938) Over tijd en tijdsvormen Zutphen: Ruys.

[2] Album Academicum UVA, Hoogleraren en Gepromoveerden van 1632 tot heden: Dr.P. Th. Hugenholtz (1903-) (Amsterdam, 2007) http://www.albumacademicum.uva.nl/cgi/b/bib/bib-idx?c=ap;size=1;lang=nl;type=boolean;date61=1938;date62=1938;searchtype=prof;q1=id*;rgn1=id;cc=ap;view=reslist;sort=achternaam;fmt=long;page=reslist;start=8 .

[3] Verzoek van Dr. P. Th. Hugenholtz om te worden ontheven van zijn leeropdracht algemene psychiatrie, Intrekking aanwijzing plv.- hoofd Psychiatrische en Neurologische Kliniek m.i.v. 1-10-1961, Stadsarchief Amsterdam, inv. nr. 279.1517. en: Voorstel Interfaculteit Wiskunde, Natuurkunde en Letteren tot benoeming P. Th. Hugenholtz als lector in de psychopathologie 1964, Stadsarchief Amsterdam, inv. nr. 279.1125.

[4] “ Bij deze verzoek ik u te mogen worden ontheven van de leeropdracht Algemene Psychiatrie. Waar het mij gebleken is, dat ik het voor de richtige uitoefening van deze functie benodigde vertrouwen van de Faculteit niet heb gekregen, is het mij niet mogelijk langer aan het medisch onderwijs van de Universiteit deel te nemen.” Stadsarchief Amsterdam inv. nr. 279.1517, Brief Hugenholtz aan College van Curatoren op 21-2-1960.

[5] Stadsarchief Amsterdam, 279.1517 verslag stand van zaken bij heer Fonck.

[6] Hugenholtz’ vier tijdsvormen waren nog niet eerder beschreven op een dergelijke manier.

[7] Conversatie met Maya Hugenholtz 13-6-2013.

[8] a. Afsplitsing ordinariaat in de psychiatrie in een ordinariaat in de klinische psychiatrie en een ordinariaat in de algemene psycho-pathologie, b. wijziging van de leeropdracht van Prof. Van der Horst, c. benoeming van een gewoon hoogleraar in de algemene psycho-pathologie 1. Dr. P.C. Kuiper 2. Dr. C. Verbeek, tijd. Uitbreiding leeropdracht Prof. Kuiper, benoeming Prof Kuiper tot Directeur psychologische kliniek, 1961, Stadsarchief Amsterdam, inv. nr. 279.785.

[9] Stadsarchief Amsterdam, 279.785, brief van Prof. Dr. A. Biemond 21-10-1960 .

[10] Stadsarchief Amsterdam, 279.785, brief van Prof. Dr.H.C. Rümke aan Prof. Dr. A. Biemond 28-10-1960 en brief van Prof. Dr. J.J.G. Prick aan Prof. Dr. A. Biemond 9-11-1960.

[11] Stadsarchief Amsterdam, 279.785, brief van Prof. Dr. E. Carp aan Prof. Dr. A. Biemond  22-10-1960, brief van Prof. Dr.H.C. Rümke aan Prof. Dr. A. Biemond 28-10-1960, brief van Prof. Dr. P.A.H. Baan aan Prof. Dr. A. Biemond 26-10-1960, brief van Prof. Dr. L. Van der Horst aan Prof. Dr. A. Biemond 4-11-1960, brief van Prof. Dr. J.J.G. Prick aan Prof. Dr. A. Biemond 9-11-1960.

[12] Stadsarchief Amsterdam 279.785, brief van Prof. Dr. A. Biemond uit naam van de medische faculteit aan het College van Curatoren 23-1-1961 .

[13] Stadsarchief Amsterdam 279.785 brief van het Presidium aan het College van Curatoren 20-2-1961.