Door Steven van der Laan
In de kersteditie van landbouwblad De Veldbode verscheen in 1904 een klein artikel getiteld “De grootste varkensmesterij van Europa”, over een onwaarschijnlijk grote varkenshouderij in Boedapest. Dat er in die tijd varkenshouderijen op industriële schaal bestonden, is algemeen bekend: beroemd zijn de Union Stock Yards in Chicago, die in die tijd 10.000 varkens hielden en er jaarlijks meer dan een miljoen slachtten. Deze aantallen verbleken echter bij de in de De Veldbode genoemde afmetingen van de Hongaarse varkensmesterij, die zo groot zijn dat vraagtekens opkomen bij de juistheid ervan. Bestond er destijds echt een “varkensstad” van dergelijke proporties?
Wat meteen opvalt is het aantal varkens dat in deze varkensstad gehouden werd: tussen de 80.000 en 280.000 stuks. Dit is tien tot dertig keer het aantal dat nodig is om door Milieudefensie als megastal bestempeld te worden,[1] en komt aardig in de buurt van de ruim 700.000 varkens die gehouden worden op ’s werelds grootste ‘Concentrated Animal Feeding Operations’ (een soort supermegastallen in de Verenigde Staten).[2] De leefomstandigheden van de varkens in de varkensstad lijken daarbij aanzienlijk beter te zijn geweest dan die in Amerikaanse en Brabantse varkensfabrieken. Als de beschrijving in het stuk overeenkomt met de werkelijkheid, zou deze varkensstad in Boedapest niet alleen een megastalstempel krijgen, maar het resulterende varkensvlees zou ook als biologisch in de supermarkt verkocht kunnen worden (als we uitgaan van de EU-eisen daarvoor, en aannemen dat de Hongaren hun best deden om “door de dieren of de verspreiding van hun mest veroorzaakte vervuiling tot een minimum te beperken”).[3]
Konden er dit soort varkensmesterijen bestaan in die tijd? Het valt moeilijk voor te stellen. Alleen al het verwerken van de hoeveelheid mest, tussen 0,5 en 3,5 miljoen liter per dag, moet toentertijd een haast onmogelijke opgave zijn geweest.
Het stuk zelf biedt weinig aanknopingspunten en het kost dan ook moeite om er iets over te vinden. In het boek Animal Husbandry in Hungary in the 19th-20th centuries is te lezen dat er in 1894 inderdaad een varkenshouderij was met een oppervlakte van honderd hectare waarop jaarlijks maar liefst 622.000 varkens gehouden werden.[4] Dit is een veelvoud van de aantallen die in De Veldbode genoemd worden. Het verschil kan echter verklaard worden door een uitbraak van de varkenspest in Hongarije die, zo vermeldt het boek, het aantal varkens op deze mesterij sterk deed verminderen.
Helaas houdt het spoor hier op. In het boek wordt nog wel vermeld dat de mesterij in het dorp Kőbánya stond, dat nu een buitenwijk van Boedapest is, maar dat is dan ook alles wat er te vinden is. Betekent dit nu het eind van de zoektocht? Niet helemaal, want bij het zoeken naar een varkensstad in Boedapest komt al snel de naam Karl Ereky naar boven, en met die naam een varkensstad die weliswaar kleiner was maar nog steeds van ontzagwekkende proporties.
Ereky was een landbouwwerktuigkundige, die vooral bekend is geworden als de bedenker van het word ‘biotechnologie’. Zijn visie op landbouwhuisdieren was uiterst mechanisch en leunde sterk op analogieën uit de chemische industrie. Varkens waren volgens Ereky “biotechnologische Arbeitsmaschinen” die grondstoffen, zoals maïs en rogge, konden ‘upgraden’ tot vlees.[5]
Het was deze visie, samen met een sterk stijgende behoefte aan vlees in centraal Europa, waarmee Ereky twee banken wist over te halen om een varkenshouderij op industriële schaal te financieren. De bouw hiervan werd begonnen in 1914 en de gekozen locatie was de plaats Nagytétény, nu ook een buitenwijk van Boedapest. Deze mesterij was een stuk kleiner dan die in De Veldbode. In zijn boek Biotechnologie der Fleisch-, Fett- und Milcherzeugung heeft Ereky het over 50.000 varkens op een complex van vijftig hectare groot. Ook al is dit de helft kleiner qua oppervlak en minder dan een tiende van de varkens op de mesterij in Kőbánya: het blijft indrukwekkend groot en het toont aan dat het mogelijk was om in die tijd op grote schaal varkens te houden.[6]
Mede door Ereky’s biotechnologische visie was het complex uiterst efficiënt gebouwd. Het beschikte over een 18 kilometer lang netwerk van smalsporen, waarover de varkens naar de slachterijen werden gebracht. Dezelfde sporen leidden de karkassen door een “disassembly line” heen. Langs het complex liep ook een grote spoorlijn die het antwoord geeft op het mestvraagstuk. Naast 5000 wagonladingen varkens en 8000 ladingen varkensvoer, werden langs dit spoor jaarlijks 7000 ladingen mest afgevoerd.[7]
Ook over deze varkensstad valt betrekkelijk weinig te vinden. De hier gegeven informatie is alles wat ik kon vinden in de Utrechtse bibliotheek en op internet. Het is echter zonder twijfel dat er veel meer over beide varkensmesterijen te vinden is in Boedapest zelf. Over de mesterij van Ereky is zelfs een boek geschreven: Huisvesting van vier miljoen varkens: De mesterij in Nagytétény 75 jaar geleden.[8] Lastig is echter dat dit het alleen in het Hongaars beschikbaar is.
Wat het meest fascineert aan deze varkenssteden is dan ook dat ze ondanks hun afmetingen zo weinig sporen hebben nagelaten, in ieder geval in de internationale literatuur. Hierdoor vormen de mesterijen in Nagytétény en Kőbánya een interessant onderzoekproject voor Hongaarse collega’s, die mijn eerste aanzet wellicht kunnen uitwerken tot een volwaardige beschrijving van de twee varkenssteden.
o-o-o
[1] http://www.milieudefensie.nl/vee-industrie/megastallen/wat-is-een-megastal
[2] Successful Farming Magazine, 2001, Pork powerhouses. Special section. (B. Freese, swine ed). Meredith Corporation, Des Moines, Iowa. Vol. 99(11). Gevonden via: http://en.engormix.com/MA-pig-industry/management/articles/swine-production-global-perspective-t336/124-p0.htm, 11-09-2013.
[3] Verordening (EG) Nr.834/2007 van de raad van 28 juni 2007, ‘inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91’ http://eur-lex. europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2007:189:0001:0023:NL:PDF
[4] L. Gaal en P. Gunst, Animal Husbandry in Hungary in the 19th-20th centuries, Boedapest: 1977, p.46.
[5] Ereky, 1917, zoals geciteerd in Robert Bud, The uses of life, a history of biotechnology, pp. 34-35, Cambridge: 1993.
[6] Karl Ereky, Biotechnologie der Fleisch-, Fett- und Milcherzeugung im landwirtschaftlichen Großbetriebe, Berlin: 1919.
[7] Bud, p.34.
[8] Attila Csire et al., Négymillió sertés szállása: a nagytétényi hizlalda 75 éve, Boedapest: 1989.