Door Timo Bolt
In mijn vorige bijdrage aan Shells & Pebbles, getiteld ‘why do you write?’, schreef ik over een ingezonden brief die onder diezelfde kop in 1976 werd gepubliceerd in The Lancet. De auteur, de Ierse arts J.B. Healy, vroeg zich daarin af waarom er zo ‘monsterlijk’ veel artikelen in medische tijdschriften werden gepubliceerd. Was het hoofddoel nieuwe kennis te verspreiden en de geneeskunde te verbeteren? Of ging het primair om het publiceren van zoveel mogelijk papers, in het belang van de auteur(s) zelf? Om deze vragen te kunnen beantwoorden deed Healy het voorstel om voor de periode van een jaar een moratorium in te stellen ‘on the appending of authors’ names and of the names of hospitals to articles in medical journals.’ Mocht vervolgens blijken dat er veel minder artikelen zouden worden aangeboden aan tijdschriftredacties, dan zou de medisch-wetenschappelijke gemeenschap ‘zichzelf ontmaskerd hebben’, aldus Healy.
Hoe aardig de brief van Healy ook is, vanuit wetenschapshistorische, -sociologische en –filosofische optiek kunnen daar wel wat aanmerkingen op worden gemaakt. Ging de Ierse arts niet uit van een wel erg naïef, positivistisch (ideaal)beeld van wetenschap als objectieve, waardenvrije aangelegenheid en van wetenschappers als belangeloze waarheidszoekers? We ‘weten’ inmiddels dat wetenschap een sociaal proces is, waarin allerlei belangen en invloeden onvermijdelijk een rol spelen. Het is daarom even onvermijdelijk – en ook helemaal niet ‘verkeerd’ – dat wetenschappers niet louter publiceren uit altruïstische motieven, maar ook uit eigenbelang.
Ondanks deze kanttekeningen blijft Healy’s vraag ‘why do write?’ mijns inziens buitengewoon relevant. Er is dan wel geen absolute tegenstelling aan te brengen tussen publiceren om nieuwe kennis te verspreiden en publiceren in het eigen belang van de betrokken auteur(s) en onderzoeksgroepen, maar als dat laatste consequent de boventoon voert dan gaat er wel degelijk iets grondig mis. Wat er dan bijvoorbeeld mis kan gaan, kan geïllustreerd worden aan de hand van een ingezonden stuk in The Lancet van 2000, getiteld ‘Evidence-based illiteracy: time to rescue “the literature”’.[1]
Dit stuk werd geschreven door de Britse arts, journalist, schrijver en radiomaker Michael O’Donnell, nadat hij bijna 25 jaar na dato de brief van Healy had (her)ontdekt. O’Donnell werd door deze brief getriggerd omdat hij een verband zag tussen het vraagstuk dat de Ierse arts daarin aankaartte en de beroerde schrijfstijl in veel wetenschappelijke publicaties, waar hij zich zelf al langere tijd over opwond. In zijn opinieartikel betoogde hij dat het overduidelijk aan het taalgebruik te merken is “when publication serves the needs of authors rather than readers”.[2] Met andere woorden: Healy’s vraag ‘why do you write?’ kon gekoppeld worden aan de vraag: how do you write ?
Het taalgebruik waar O’Donnell zo afkerig van was, typeerde hij als: ‘decorated municipal gothic’ (DMG), “a prose style in which words are used not because of their meaning but because they are thought to enhance the image of their author or utterer.”[3]
Hij verschafte daarbij onderstaande ‘glossary of scientifically correct DMG-words’,[4] die lezers van wetenschappelijke tijdschriften moeiteloos zouden moeten kunnen aanvullen:
DMG –> Translation
Facilitate –> Ease
Numerous –> Many
General public –> People
Public at large –> People
Initial –> First
Remainder –> Rest
Implement –> Do
Utilise –> Use
Locate –> Find
Transmit –> Send
Majority of –> Most
Vervolgens legde O’Donnell uit welke functie ‘decorated municipal gothic’ (DMG) in de medische literatuur vervult:
“Medical writers can draw on a well established vocabulary of DMG words and phrases to give their work the right flavour. Like all clichés they make life easier for writers who have no time to waste on thought, but they also make prose so soggy and unattractive that instead of inviting readers it actually deters them. People who write in the hope of being read need to be conscious of their audience and use language that will hold its attention. Those who write only to be published are free from this tiresome restraint.”[5]
Wat het opiniestuk van O’Donnell mijns inziens voor wetenschapshistorici des te interessanter maakt, is zijn claim dat “the deluge of irrelevance, and the language it has provoked”[6] een fenomeen is dat pas in de loop van de twintigste eeuw is ontstaan. Auteurs van medisch-wetenschappelijke artikelen uit de negentiende eeuw drukten zich volgens hem in de regel helder en duidelijk uit. Ze gebruikten eenvoudige woorden om hun boodschap zo goed mogelijk over te brengen. Als voorbeeld gaf O’Donnell onderstaand citaat uit een rapport over de behandeling van kanker uit 1885:
“A hospital devoted to the treatment of cancerous disease seems to me to hold out the only prospect of progress in the treatment of the malady; an institution conducted by those who recognise in medicine and surgery but one art. The records of such an institution are sure, in time, to narrow the field of incurable malignant disease.”[7]
Als tegenwoordig eenzelfde betoog zou worden gehouden, zou dat er volgens O’Donnell ongeveer als volgt uitzien:
“It would seem to the author that only a specialist centre organised on the basis of concentrating its resources solely to address the treatment of the malignant disease process could offer a potential for realistic improvements in treatment outcome. Furthermore, such an institution would be a de facto resource centre under the direct line management of personnel sensitive to the fact that multifaceted disciplines of medicine and surgery are each essentially manifestations of the same single entity. Aside from this consideration, the accumulation of follow-up data by such a resource centre would establish new parameters that could be a major determinant of success in reducing the incidence of those manifestations of the malignant disease process which are at present regarded as being resistant to therapy.”[8]
O’Donnell had bovenstaand citaat niet zelf verzonnen, maar al knippend en plakkend samengesteld uit recente artikelen uit vooraanstaande medische tijdschriften. Hij gaf zo een fraaie illustratie van de ‘evolutie van DMG’ in de medische literatuur, die naar zijn overtuiging in belangrijke mate werd voortgestuwd door “the inherent dishonesty of writing in order to be published rather than be read”.[9] Hij verwees daarom naar een uitspraak van George Orwell:
“The great enemy of clear language is insincerity. When there is a gap between one’s real and one’s declared aims, one turns as it were instinctively to long words and exhausted idioms, like a cuttlefish squirting out ink.”[10]
Met deze samenvatting van het artikel van O’Donnell wil ik niet suggereren dat wetenschappers die ‘DMG’ gebruiken per definitie ‘oneerlijk’ zijn. Tevens kan ik me voorstellen dat wetenschappelijk jargon een nuttige functie kan vervullen en soms misschien wel onvermijdelijk is. In The Lancet werd ook nog een reactie op O’Donnell gepubliceerd, waarin erop werd gewezen dat tegenwoordig 90% van de Engelstalige wetenschappelijke artikelen zijn geschreven door auteurs voor wie Engels niet de moedertaal is, wat ongetwijfeld van invloed is op het taalgebruik.[11] Kortom, er valt nog van alles te zeggen en eventueel af te doen van het betoog van O’Donnell. Zelf hoop ik dat overigens nog te doen in een derde en laatste blog in deze serie, onder de titel ‘what (language) do you write?’. Alle kanttekeningen ten spijt, meen ik dat het geen kwaad kan als een ieder die wetenschappelijk publiceert zich zo nu en dan de vragen stelt: Why do I write? En: How do I write?
o-o-o
Timo Bolt was the first graduate ever of the research master Historical and Comparative Studies of the Sciences and Humanities (HCSSH, now integrated into the master program History and Philosophy of Science at Utrecht University) at Utrecht University. Since then, he published several books and articles on the history of (child) psychiatry. Currently he is working at UMC Utrecht on a PhD research project on the introduction of evidence-based medicine in the Netherlands.
[1]Michael O’Donnell, ‘Evidence-based illiteracy: time to rescue “the literature”’, The Lancet 355, issue 9202 (2000) 489-491.
[2]Ibidem, 489.
[3]Ibidem.
[4]Ibidem, 490.
[5]Ibidem.
[6]Ibidem, 489.
[7] Geciteerd in: Ibidem, 489.
[8] Ibidem.
[9] Ibidem, 490.
[10] Geciteerd in: ibidem. Het citaat is afkomstig uit ‘Politics and the English language’ van Orwell, dit is te vinden via: http://wikilivres.ca/wiki/Politics_and_the_English_Language
[11] Joseph Watine & Johannes Borgstein, ‘Evidence-based illiteracy or illiterate evidence’, The Lancet 356, issue 9230 (2000) 684. Zie ook de ‘reply’ van O’Donnell op dezelfde pagina.