‘Slow science’ in het digitale tijdperk

Open access betekent ruim baan voor het digitale publiceren. Maar is alle wetenschap hier wel bij gebaat? Een pleidooi voor ‘slow science’ in de tijden van terabytes en 4G.

Als boekenredacteur van het leidende wetenschapshistorische tijdschrift Isis kom je nog eens ergens. In Chicago bijvoorbeeld, waar de moederorganisatie van het blad, de History of Science Society, onlangs haar jaarlijkse bijeenkomst hield. Amper bijgekomen van een verplaatsing van zeven tijdzones, belandde ik er in hoogoplopende discussies rondom open access, het voor publiek vrij beschikbaar maken van (recent) wetenschappelijk werk op het internet. Juist voor de bijeenkomst was in eigen land de bom tussen uitgever Elsevier en de universiteitsbibliotheken gebarsten over deze kwestie. Het debat vertoont de emotionele trekken van het zwartepietendebat, maar wat er feitelijk op het spel staat is vele malen ingewikkelder. Het gaat om geld, macht, ideologie – en uiteindelijk natuurlijk vooral de voortgang van het wetenschappelijk bedrijf.

Een van de vragen die daarbij spelen, is of alle vormen van wetenschap wel over dezelfde open-accesskam kunnen worden geschoren. Gelden voor de geesteswetenschappen dezelfde maatstaven als (met name) de natuurwetenschappen? In de titanenstrijd tussen uitgevers, universiteiten en wetenschap is dit misschien niet het aspect dat de meeste aandacht vangt. Toch raakt deze vraag aan fundamentele kwesties.

Open access betekent ruim baan voor het digitale publiceren. Het grootste voordeel is dat informatie snel, in hapklare brokken en onbeperkte hoeveelheden voor de hele wereld toegankelijk wordt gemaakt. Een biochemicus uit India plukt moeiteloos de laatste resultaten van een Amerikaanse collega van het net, een gedragspsycholoog neemt niet alleen kennis van een opmerkelijk onderzoek van een collega, maar krijgt er meteen ook de gehele dataset bij (geen overbodige luxe, zo weten we). Een wetenschapshistorisch periodiek als Isis (waarvan ik boekenredacteur ben) zou instantaan zijn boekbesprekingen met de lezers kunnen delen in plaats van te wachten tot molens van de uitgever en de drukker een papieren versie hebben uitgeperst (zó 20ste eeuw). Bovendien levert het aantal beschikbare pagina’s geen beperkingen meer op: geen boek hoeft onbesproken te blijven, geen reviewer hoeft zich te beklagen over een spartaans woordenrantsoen.

Meer. Sneller. Hapklare brokken. Het lijkt haast wel alsof we het over de McDonalds hebben. Tijdens gloedvolle betogen over de zegeningen van open access (en digitaal publiceren in het algemeen), schoot me plotseling de term ‘slow kitchen’ door het hoofd, de stroming die zich beijvert voor de smaakvolle, ambachtelijk geproduceerde maaltijd. Ik zal uitleggen waarom.

a-taste-of-slow

Wat de pleitbezorgers van de verhoging van de maximale wetenschappelijke snelheid over het hoofd zien, is dat wetenschap, in elk geval de geesteswetenschap, om meer draait dan het produceren en verspreiden van kennis. Een historisch betoog, om bij mijn vakgebied te blijven, ontleent zijn kracht niet alleen aan de data en zelfs niet aan de argumenten, maar ook aan de wijze waarop het is opgebouwd, de trefzekerheid van de formuleringen, retorische vondsten en de finesses van de taalkundige afwerking. Bovendien wil een historicus niet alleen door een enge kring van vakgenoten worden gelezen. Een prikkelende openingsalinea, heldere zinnen, pakkende oneliners en wie weet een kwinkslag, helpen hem een bredere lezersgroep aan te boren. In een papieren blad houdt zijn stuk misschien de aandacht vast van de bladerende lezer die er niet eens specifiek naar op zoek is.

Een historisch betoog is een ambachtelijk product. Het gedijt bij de zorgvuldige inzet van vakmensen – behalve de schrijver ook de redacteur, de copy-editor en niet te vergeten het timmermansoog van de opmaker van het blad. Hierdoor loopt de verhoging van de omloopsnelheid en de productie al heel snel tegen de grenzen op van tijd, kosten en de beperkte beschikbaarheid van de nodige ambachtslieden.

Op zich hoeft dit niet te betekenen dat geen gebruik kan worden gemaakt van open access. Maar wie zal er tussen de dagelijks voorbijkomende terabytes aan films, foto’s en tekst nog oog hebben voor het fijnzinnig geschreven nakomertje? Zal het ambachtelijke muurbloempje bestand zijn tegen de overweldigende datastromen die met gierende snelheid door de 4G-glasvezelkabels jakkeren? Het gevaar is dat het internet volgeplempt raakt met in haast geproduceerde, slecht geschreven stukken, die niet overtuigen noch worden gelezen. Je kunt nu eenmaal niet met zestig per uur de snelweg op. Geschiedschrijving gedijt bij ‘slow science’, als een maaltijd bij een goede kok die de tijd neemt.

Nee, ik ga niet beweren dat ik tegen open access ben.  Als historicus wil ik niets liever dan dat mijn (ambachtelijke) werk voor een zo groot mogelijk lezerspubliek toegankelijk is. En als redacteur wil ik niet dat mijn blad verpietert omdat het vergeet met zijn tijd mee te gaan. Maar hoe gaan we een plekje in de luwte creëren, een Gallisch dorpje dat te allen tijde zichzelf blijft? Waaruit bestaat de beschermende toverdrank, die de juiste balans moet vinden tussen kwantiteit én kwalitieit en tussen snelheid én zorgvuldigheid. Laat de betrokkenen met zorg de ingrediënten uitzoeken: niets overhaasten – inderdaad ‘slow kitchen’.

NB. Ik heb niet exact geklokt, maar dit stuk heeft me toch al gauw een paar uur gekost.

o-o-o

Ad Maas is conservator in Museum Boerhaave en boekenredacteur van het wetenschapshistorische periodiek Isis.


Posted

in

by

Tags: