Zijn er misschien twee soorten wetenschappen? Bijvoorbeeld: aan de ene kant wetenschappen die gaan over universele wetten, die op een rationele manier zekere en nauwkeurige kennis kunnen krijgen over die wetten, en hun kennis ook nog eens kunnen toepassen op een manier die voor iedereen aantoonbaar nuttig is. Aan de andere kant wetenschappen die eigenlijk meer ‘kunsten’ zijn, wier inzichten heel erg tijds- en plaatsgebonden moeten blijven, en die slechts een moeilijk meetbaar nut hebben waarvan bovendien slechts bepaalde individuen profiteren?
Dat is natuurlijk een nogal gechargeerde tegenstelling. Coluccio Salutati liet dan ook weinig stijlmiddelen onaangeroerd toen hij in 1399 de rechtenfaculteit tegen de geneeskundefaculteit uitspeelde. In 71 tussenconclusies toonde de Florentijnse humanist en jurist aan dat, in tegenstelling tot wat een stadsgenoot, de arts Bernard, had beweerd, de rechten – als wetenschap van de menselijke geest – ver boven de medicijnen stonden, die alleen kennis probeerden te krijgen van de natuur waarmee ze zo goed en zo kwaad als dat ging een beetje met het menselijk lichaam aanklooiden. Aan het eind van het traktaat voerde Salutati triomfantelijk de geneeskunde zelf op, die door het retorische vuurwerk bleek te zijn overtuigd en uitgebreid de lof van de rechten bezong, en zich blijmoedig maar nederig aan hen ondergeschikt verklaarde.
Ik wil natuurlijk niet zeggen dat we hier een modern geestes- en natuurwetenschappen-onderscheid hebben. Maar het is wel heel interessant dat we hier een discussie hebben waarin de wetenschappen in tweeën worden gedeeld; van de drie hoogste faculteiten aan de middeleeuwse universiteit blijft de theologie helemaal buiten beschouwing, en dat geeft Salutati de gelegenheid de andere twee tegenover elkaar te stellen en er een reeks tegengestelde kwaliteiten mee te associëren. Dat zijn soms verbazingwekkend herkenbare tegenstellingen, en soms zijn het – zoals ik hierboven probeerde te laten zien – diametrale omkeringen van hoe wij naar de letteren en de natuurwetenschappen gewend zijn te kijken. Hieronder een paar voorbeelden daarvan.
Wetten en zekerheden
We zijn nu gewend over de natuurwetenschappen te denken als bij uitstek de disciplines die ‘wetten’ formuleren. Maar als er een wetenschap is die vanouds over wetten gaat, zijn het natuurlijk de rechten wel. Eigenlijk is daar voor Salutati ook alles mee gezegd: wat de rechten bestuderen is een afdruk van de goddelijke wet in de menselijke. Daarmee gaat het om een met absolute zekerheid kenbare waarheid, die zich immers in onze eigen natuur bevindt.
Onder al het recht, zegt Salutati, liggen een paar “gelijkheden”, die neerkomen op: wat gij (niet) wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander (niet). Dat zijn evident rechtvaardige geboden, en de fysica heeft niets wat daar ook maar op lijkt: ja, er zijn wel wat fysische wetten, maar tegen de tijd dat je daar de werkelijkheid mee kunt vatten heb je er eindeloos veel complicaties en hulptermen aan toe moeten voegen. Bij wetten gaat het altijd direct om de uitwerking van de gulden regel.
Het is interessant om Salutati in dit verband te zien uitwijden over de relatie tussen zekerheid, waarheid, en zijn. Zekerheid, zegt hij, gaat over degene die kennis heeft, niet over de zijnswijze van het ding waar de kennis betrekking op heeft. God is bijvoorbeeld supernoodzakelijk, maar dat zegt nog niks over hoe evident kennis van God is. Artsen kunnen wel pretenderen dat hun kennis net zo ‘zeker’ is als de natuurlijke objecten van de fysica; maar hoe noodzakelijk die objecten misschien ook zijn, natuurkundige en medische kennis zijn juist enorm duister. Die beginnen namelijk steeds met de zintuiglijke waarneming, en we weten allemaal hoe die ons kan misleiden.
Empirie en vooruitgang
Die hoogste wet, het “wat gij niet wilt…” waar alle wetten uit voortkomen, is dus helder in de menselijke natuur ingeschreven. Die kennen we eigenlijk al, en de rest is uitwerking en toepassing.
De rechten beginnen dus bij hun principe; en juist niet bij de empirie, want wetten in de praktijk zijn alleen maar echte wetten voor zover ze dit principe belichamen. De geneeskunde daarentegen moet nog vanaf de waarneming naar het principe toe gaan – en dat kan alleen maar met waarschijnlijkheid. Artsen moeten om aan hun kennis te komen gruwelijke dingen doen: om te weten hoe het lichaam in elkaar steekt, kun je niet volstaan met rationeel denken, maar moet je – o gruwel – anatomie bedrijven:
Dat mag dan belangrijke kennis zijn, maar het blijft iets gruwelijks, om menselijke ingewanden […] die de natuur even ijverig verborg als ze ze maakte, te bekijken. […] Dat alles gaat zo in tegen de menselijkheid, dat je het niet zonder afgrijzen kunt horen, en ik denk ook niet dat men het villen van het menselijk lichaam kan aanzien zonder tranen te vergieten. (86-87)
Dat herhaalt Salutati meermaals: juristen hoeven zich tenminste niet tot zulke gruwelijk- en wreedheden te verlagen als artsen.
Maar relevanter nog: de geneeskunde, als wetenschap beschouwd, begint bij allemaal particularia en moet van daaruit met behulp van ervaring de principes zien te bereiken die per definitie de eigenlijke inhoud van wetenschap uitmaken. En dat is geen benijdenswaardige situatie: er kan zomaar iets opduiken waardoor je de overgeleverde kennis helemaal moet opgeven, of op basis van waarschijnlijkheid moet corrigeren!
Door die correcties wordt de geneeskunde misschien wel geleidelijk wat beter. Salutati speelt even met de gedachte dat de vooruitgang (in de tijd) van de geneeskunde een deugd is, maar die gedachte verwerpt hij even snel weer: wetten en rechten zijn immers ook in de geschiedenis gegroeid, maar hun achterliggende principe was daarbij voortdurend helder. Je kúnt het principe achter echte wetten in de geschiedenis steeds met het verstand begrijpen zonder empirische basis of toetsing. De geneeskunde daarentegen kan de sporen van de ervaring nooit geheel achter zich laten.
Actie en contemplatie
Een van de interessantste thema’s in De nobilitate legum et medicinae is dat Salutati – zelf een ijverig en invloedrijk staatsman in Florence’s republikeinse tijd – het actieve leven consequent boven het puur contemplatieve of speculatieve plaatst. Filosofen sinds Plato gaan er vaak prat op dat ze het zoeken naar de waarheid boven het meedraaien in de samenleving hebben gesteld. Salutati, echter, ziet er geen been in te verklaren dat de waarheid wat hem betreft absoluut niet het hoogste doel is.
Dat krijgt ook weer een elegante metafysische onderbouwing van hoe het goede boven het ware uit gaat, en hoe de wil veel belangrijker is dan het verstand. Het menselijk kenvermogen, dat passief is, is ondergeschikt aan de wil, die actief is en het kenvermogen kan leiden. Het hoogste doel is niet waarheid, maar geluk. En dat roept de vraag op welke wetenschappen er nou eigenlijk meer bijdragen aan het menselijk geluk.
En daar laten de medicijnen het ten enenmale afweten. Dat komt ten eerste weer door hun onzekerheid – doordat ze in ervaring en particularia blijven steken, kunnen ze nooit voldoende zeker weten of dit medicijn in deze situatie wel echt heilzaam is, of misschien niet juist giftig. Maar ten tweede komt het doordat geneeskunst altijd individuele mensen geneest, en dus steeds ten hoogste goed is voor de individuele mens. Ze raakt de gemeenschap niet eens. En dat terwijl wetten steeds een hele stad, staat of zelfs de hele mensheid aangaan. Als een redenaar iemand probeert te redden van de willekeur van macht of geweld, zegt Salutati (hier spreekt een Ciceroniaan en een republikein), staat het welzijn van de hele gemeenschap op het spel. Dat kun je van de arts nooit zeggen; integendeel, die loopt zomaar het risico ook slechte mensen te genezen, en dan ben je als samenleving alleen maar verder van huis.
Het nut van de wetten staat tot dat van de geneeskunde zoals het belang van de staat tot dat van het individu. En Salutati is Aristotelisch genoeg om er geen moment aan te twijfelen dat het lichaam van de staat veel meer verzorging verdient dan dat van het individu.
Conclusie
Er doemt zo een serie tegenstellingen op die Salutati allemaal aan de tegenstelling tussen wetten en geneeskunde weet te koppelen: ziel en lichaam, zekerheid en waarschijnlijkheid, God en natuur, ratio en empirie, stabiliteit en veranderlijkheid, activiteit en speculatie.
Het resultaat is een robuuste tegenstelling tussen aan de ene kant de wetenschap die gaat over wat eigen aan de mens is, en aan de andere kant de wetenschap van de natuur of van wat de mensen met andere schepselen deelt. Het is ook een complex van tegenstellingen dat in inhoud en waardering sterk afwijkt van hoe wij nu de wetenschappen indelen, maar waarin ook aanzetten tot latere tweedelingen te zien zijn. En, als je ze wilt zien, een aantal voorbodes van hoe, in weerwil van Salutati’s zekerheid en bravoure in 1399, het primaat in latere eeuwen ook wel eens omgekeerd zou kunnen worden.
o-o-o
Gebruikte editie: Coluccio Salutati, Vom Vorrang der Jurisprudenz oder der Medizin / De nobilitate legum et medicinae. Peter Michael Schenkel ed. München: Fink 1990.
Featured image: Florence in de 15e eeuw, houtsnede uit de Kroniek van Neurenberg. https://en.wikipedia.org/wiki/History_of_Florence#/media/File:Nuremberg_chronicles_-_FLORENCIA.png