Tijdens mijn opleiding Archeologie besloot ik in de zomer deel te nemen aan een opgraving aan de Uithofslaan in Den Haag. Bij eerdere opgravingen was het fundament van een kloosterboerderij blootgelegd, samen met verschillende waterputten en een vloer van kloostermoppen. Deze boerderij stamt uit de 13de eeuw en was onderdeel van het cisterciënzer klooster ‘De Leeuwenhorst’ in Noordwijk. Rondom deze kloosterboerderij vonden wij ook bewoningssporen uit de Romeinse tijd en de ijzertijd. Mijn meest gedenkwaardige vondst was een puntgaaf schaaltje van aardewerk. Nog voordat ik het schaaltje uit de grond haalde, verklapte de roodbruine kleur en het glanzende oppervlak dat het hier ging om Romeins terra sigillata aardewerk. Mijn eerste indruk was juist: toen ik de klei wegspoelde, bleek de buitenkant versierd met een reliëf van Romulus en Remus, gezoogd door een wolvin. Het leek niet om een afgedankt stuk servies te gaan, aangezien het niet in een afvalkuil of greppel lag. Ik keek om mij heen of ik nog meer sporen zag. Op een aantal verse gangen van regenwormen (Lumbricus terrestris) na, was het vlak leeg. Nu, tien jaar later, besef ik tijdens het lezen van Charles Darwins (1809 – 1882) laatste boek The Formation of Vegetable Mould, Through the Action of Worms, with Observations on their Habits (1881), dat deze nietige wezentjes wel eens een sleutelrol kunnen hebben gespeeld in de verdwijning van het schaaltje.[1] Evenals een tuinman die zijn tuin omspit, woelen regenwormen aarde om door grond in te slikken en die aan de oppervlakte te dumpen in karakteristieke hoopjes humus.[2]
Darwin beseft dat de regenworm de archeoloog zijn beste vriend is.[3] Voor een regenworm is de aarde een grote berg rijstebrij. Onverzadigbaar slikken zij aarde in, die gemengd en gekneed door hun spijsverteringskanaal, aan de oppervlakte wordt gedeponeerd. Als er in een gebied genoeg wormen aanwezig zijn, raken kleine objecten die aan de oppervlakte liggen al snel begraven.[4] En wormen laten niet alleen kleine objecten verdwijnen. Darwin vraagt zich af of hun graafwerk ook grote bouwwerken ondermijnt en doet wegzinken in de aarde. Dit onderzoekt hij als hij samen met zijn vrouw Emma een bezoek brengt aan Stonehenge. Hij beschrijft hoe een aantal ‘druïde stenen’ uit de buitenste cirkel op hun kant liggen.[5] Het lijkt voor de hand te liggen dat deze stenen eerst rechtop stonden en later zijn omgevallen. Maar waarom zijn deze grote stenen deels verzakt?
Darwin besluit zijn eigen opgraving te leiden door een aantal gaten te graven bij deze ruïne, iets wat vandaag de dag ondenkbaar zou zijn. Ook graaft hij een gat direct naast één van de liggende stenen die bij het omvallen in twee stukken was gebroken. Deze megaliet is maar liefst twintig centimeter in de bodem weggezonken.[6] Darwin gaat hier niet te werk als archeoloog maar als natuurvorser. Hij is niet geïnteresseerd in de prehistorische ruïne, maar in de invloed van regenwormen. Via de opgravingen probeert Darwin de vraag te beantwoorden in hoeverre deze wriemeldiertjes hebben bijgedragen aan het in de grond zakken van deze immense stenen. Door een dwarsprofiel in de grond te graven, ziet hij dat de vegetable mould (humuslaag) rondom de stenen meer dan twintig centimeter dik is. Deze laag is voor een groot deel gevormd door de uitwerpselen van regenwormen. Darwins conclusie is dat deze stenen, evenals de kleine voorwerpen, niet zijn ingegraven door mensen of weggezakt onder hun eigen gewicht. Lang geleden zijn de stenen omgevallen en door eeuwenlange activiteit van aardwormen zijn zij stukje bij beetje verzonken. Dit proces van vermenging en verplaatsing van ondergrond wordt bioturbatie genoemd. In een labyrintisch ondergronds gangenstelsels spelen wormen dag in dag uit hun eigen versie van Minecraft, door telkens kleine hoeveelheden aarde te verschuiven, waardoor zelfs imposante bouwwerken als Stonehenge langzaam door de aarde worden opgeslokt.[7]
Darwins zoon Horace (1851 – 1928) had van jongs af aan interesse in het vervaardigen van wetenschappelijke meetinstrumenten. Op negentienjarige leeftijd bedenkt hij een eenvoudige experimentele opstelling om de graafwerkzaamheden van wormen te meten. Voor zijn zogenaamde “wormstone–experiment” gebruikt Horace een molensteen die hij op de grond legt. Door een gat in het midden van de steen slaat hij een lange staaf de grond in totdat deze een laag van kalksteen raakt, een paar meter onder de grond. Nu kan hij de snelheid berekenen waarmee de steen wegzinkt in de bodem. Volgens Horaces metingen zakt de steen gemiddeld genomen twee millimeter per jaar.[8]
Creepy crawlies
Bijna zijn hele wetenschappelijke carrière had Darwin belangstelling voor regenwormen. In 1837, na terugkomst van zijn rondreis met de HMS Beagle, raakt hij bedolven onder een groeiende werklast. Om een burn-out te voorkomen, raadt zijn dokter hem aan al zijn werkzaamheden stil te leggen en voldoende uit te rusten. Darwin besluit zijn oom en toekomstige schoonvader Josiah Wedgwood (1769 – 1843) te bezoeken in Maer Hall (Staffordshire). Tijdens een wandeling over zijn landgoed wijst Wedgwood hem op een plek waar hij jaren geleden een hoeveelheid ongebluste kalk, mergel en sintels had laten uitstrooien.[9] Opmerkelijk genoeg bevond het afval zich inmiddels op een centimeter diepte. Volgens Wedgwood was dit het gevolg van de bedrijvigheid van wormen. Darwin verwonderde zich over het feit dat deze bescheiden bodemdiertjes zulke veranderingen tot stand kunnen brengen.[10] Korte tijd later draagt hij een kort artikel over dit thema voor aan de Geographical Society in Londen.
De rest van zijn leven bleef Darwin in de ban van de regenworm. In zijn laatste levensjaren besluit hij alle bewijzen van jarenlange proefnemingen met regenwormen te bundelen en te publiceren. Zijn wormenboek, dat zes maanden voor zijn dood werd uitgegeven, was direct een bestseller. Door de studie bekeken mensen regenwormen opeens met een andere blik. Tot dan werden regenwormen en andere creepy crawlies voornamelijk beschouwd als ongedierte dat je zo snel mogelijk moest verdelgen. Regenwormen zouden de wortelstelsel van planten aanvreten en zouden het aanzien van grasperken verstoren met hoopjes uitwerpselen. In een handboek voor landbouw uit Darwins tijd worden zelfs methoden aangedragen om regenwormen te bestrijden.[11] Darwin toonde aan dat regenwormen de vruchtbaarheid en structuur van de bodem juist ten goede komen. Vol lof schrijft hij: ‘Het is twijfelachtig of er wel andere dieren bestaan, die zo’n belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de aarde als deze simpele schepselen.’[12]
Tot Darwins tijd zagen mensen regenwormen als uiterst primitieve levensvormen. Een mooie illustratie van deze minachting voor de worm is een cartoon uit de Punch Almanak. Deze cartoon verschijnt in 1881 als reactie op Darwins wormenboek. Onder de tekening staat in blokletters: MAN IS BUT A WORM. De tekenaar steekt de draak met Darwins evolutietheorie. Links onderin zie je hoe de eenvoudigste levensvorm uit de chaos wordt geboren. Vervolgens kruipt deze aardworm langzaam omhoog langs een ronde tijd as. Stap voor stap neemt de worm de gedaante aan van een aap, vervolgens van mensaap naar oermens, met als eindstation een Victoriaanse Engelsman die zijn hoed afneemt voor Charles Darwin gezeteld in zijn troon.
Deze cartoon illustreert een belangrijke misvatting over evolutie. De tekenaar geeft evolutie weer als een doelmatig proces van primitieve naar uiterst complexe levensvormen. Vanwege hun vermeende eenvoud zouden wormen aan het begin van de evolutie staan en mensen aan het eindpunt. De worm en de mens zijn echter geen begin- en eindpunt van evolutie, maar twee uiteindes van verschillende takken in de evolutionaire boom van het levens. De mens stamt niet af van een worm, maar deelt er een gemeenschappelijke voorouder mee, die zo’n 590 miljoen jaar geleden leefde.
De pier en de kouter
Toch schuilt er misschien iets van waarheid in de frase: man is but a worm. In de eerste strofes van een tragedie, de Antigone, van de Griekse toneelschrijver Sophocles (c. 497 – 405 v.Chr.), bezingt het koor de bijzondere verrichtingen waar de mens toe in staat is:
Veel dingen zijn overweldigend en niets is zo overweldigend als de mens; deze gaat over de grijze zee heen met stormachtige zuidenwind, en gaat voort onder de golven die rondom oprijzen. Hij slijt de eerbiedwaardigste der goden, de onvergankelijke en onvermoeibare aarde, af. Hij keert haar door het wenden van de ploeg, jaar in jaar uit, met het paardenras.[13]
Door zijn inventiviteit weet de mens de elementen — de wind, het water en de aarde — te beteugelen. Schippers trotseren hevige stormen en de stevens van hun schepen doorklieven onstuimige golven. De tweede verdienste die het koor bezingt is de uitvinding van de ploeg. Zoals de met brons beslagen boeg het water doorsnijdt, zo trekt de ploegschaar jaar in jaar uit diepe voren in de aarde. De uitvinding van de ploeg en het inspannen van trek- en lastdieren stond aan de basis van een transformatie van het aardoppervlak. Via de paardenploeg was de mens bij machte om het aanzicht van de aarde te vervormen.[14]
In zijn wormenboek erkent Darwin dat de ploegschaar één van de oudste en meest waardevolle uitvindingen van de mens is.[15] Maar ver voordat een paard de eerste kouter van een ploeg door het aardoppervlak trok, werd de ondergrond al regelmatig omgewoeld, gelucht en verrijkt door ondergrondse hoveniers.[16] Met evenveel recht zouden wij kunnen zeggen: ‘niets is zo overweldigend als de regenworm,’ of liever ‘regenwormen’. Het overweldigende van de regenworm berust immers op de macht van het getal. Eén worm heeft een bescheiden invloed op vorming van de ondergrond, maar in grote getale zijn zij een geduchte geologische macht. Volgens Darwin bevat één hectare grond naar schatting 130.000 wormen.[17] Als je de bedrijvigheid bij elkaar optelt, zou dat betekenen dat regenwormen jaarlijks per hectare 25 ton aarde verplaatsen.[18] ‘Het is een merkwaardige gedachte dat de hele bovenste aardlaag door de darm van de regenworm is gepasseerd,’ schrijft Darwin.[19] De wormen werken en woelen als collectief de grond onder onze voeten onophoudelijk om. De invloed van de regenworm op de bodem is zelfs illustratief voor de evolutionaire geschiedenis van het leven. Als geen ander zag Darwin dat een opeenstapeling van heel veel kleine, op zichzelf niet opzienbarende gebeurtenissen, op de lange duur tot grote veranderingen kunnen leiden.
o-o-o
Norbert Peeters’ boek over Charles Darwins botanie is inmiddels verschenen.
[1] Jones, Darwin’s Island, p. 263: ‘Charles Darwin, as usual, got it right. The past had been entombed by worms.’
[2] Regenwormen zijn zogenaamde ‘saprofagen’: zij leven van afgestorven planten- en dierenresten.
[3] C.R. en F. Darwin, Vegetable Mould and Worms, p. 176: ‘Archaeologists are probably not aware how much they owe to worms for the preservation of many ancient objects. Coins, gold ornaments, stone implements, &c., if dropped on the surface of the ground, will infallibly be buried by the castings of worms in a few years, and will thus be safely preserved, until the land at some future time is turned up.’
[4] C.R. en F. Darwin, Vegetable Mould and Worms, pp. 156-7; Stewart, The Earth Moved, p. 46.
[5] C.R. en F. Darwin, Vegetable Mould and Worms, p. 154.
[6] Ibid., p. 155.
[7] Sterker nog, drie kilometer ten noorden van Stonehenge is een steentijdmonument aangetroffen dat maar liefst vijf maal zo groot moet zijn geweest als Stonehenge. De megalieten van dit monument liggen begraven onder de grond. (bron: Keulemans, ‘Superhenge’ stelt Stonehenge in de schaduw).
[8] Ibid., pp. 119-20.
[9] Cf. Schils, ‘Graafwerk naar de regenworm’, Natuurwetenschap & Techniek (mei 2005) p. 48.
[10] C.R. en F. Darwin, Vegetable Mould and Worms, p. 154.
[11] Cf. Schils, ‘Graafwerk naar de regenworm’, Natuurwetenschap & Techniek (mei 2005) p. 48.
[12] C.R. en F. Darwin, Vegetable Mould and Worms, p. 154.
[13] Vertaling uit: Oudemans en De Jong, Over de natuur van mensen, p. 11.
[14] Deze heerszucht van de mens kent ook een schaduwzijde. De aarde personifieert de eerbiedwaardigste god, die onvermoeibaar vruchten voortbrengt uit haar schoot. Dit zie je terug in de vreemde tegenstrijdigheid van de tweede zin: de ploeg slijt de aarde af en tegelijkertijd is deze aarde onvermoeibaar. Het ploegen van de aarde wordt zelfs in verband gebracht met een seksuele daad, zoals Jos de Mul beschrijft in zijn boek Destiny Domesticated: The Rebirth of Tragedy out of the Spirit of Technology : ‘Man’s power is awesome, because he is able to “wear away / the Earth, oldest of gods, immortal, unwearied”, as the translation by Lattimore paradoxically and adequately expresses. This violent metaphor, in which the ground is associated with a woman who is “ploughed,” reverberates in Creon’s insulting reply to Antigone’s sister Ismene in the next episode, when Ismene asks Creon whether he intends to kill his son Haemon’s bride: “there are other fields for him to plough”(p. 128).’
[15] C.R. en F. Darwin, Vegetable Mould and Worms, p. 313: ‘The plough is one of the most ancient and most valuable of mans inventions; but long before he existed the land was in fact regularly ploughed, and still continues to be thus ploughed by earth-worms.’
[16] Ibid.
[17] ‘Tegenwoordig beschouwt men zijn schatting van het grondverzet als redelijk accuraat, maar gaat men uit van ongeveer één miljoen exemplaren per hectare.’(bron: Schils, ‘Graafwerk naar de regenworm’, Natuurwetenschap & Techniek (mei 2005) p. 49).
[18] C.R. en F. Darwin, Vegetable Mould and Worms, p. 258.
[19] Ibid., p. 4.