Onlangs kreeg ik van iemand die kennelijk wat aan mijn gevestigde opvattingen wilde rammelen het boek van Pierre Bayard kado, How to talk about books you haven’t read (2007). Bayard is Fransman, psychoanalyticus en doceert in Parijs Franse literatuur. Die combinatie belooft meestal niet veel goeds, maar het boek is werkelijk heel leesbaar. Daarmee kon mijn eerste vooroordeel dus alvast het raam uit.
Hoewel het boek af en toe best amusant is (mijn studenten kregen alleen bij het zien van de titel al de slappe lach), is het wel degelijk serieus bedoeld. Het gaat niet om een handleiding “bluff your way in erudition”, maar om een nogal postmoderne analyse van onze omgang met boeken. Die analyse is ook voor wetenschapshistorici het overdenken waard. Wij bestuderen toch vooral gemeenschappen van boekenlezers – en, niet te vergeten, wij zijn zelf ook zo’n gemeenschap.
Volgens Bayard is het een illusie te denken dat we een boek ooit “gelezen” hebben. Ook al lezen we een boek van kaft tot kaft, tegen de tijd dat we het uit hebben zijn we het grootste deel alweer vergeten. Zelfs dingen die we zelf geschreven hebben kunnen we ons na verloop van tijd niet meer scherp voor de geest halen. Wie dat niet gelooft, moet maar eens wat eigen schrijfsels van een paar jaar geleden teruglezen.
Als we een boek bespreken hebben we het niet over iets dat we echt “gelezen” hebben, dus over een werkelijk bestaande tekst. We praten over een voorstelling die we ons gevormd hebben, maar die heeft slechts een zeer los verband met het feitelijke boek. Voor zo’n voorstelling introduceert Bayard de termen “screen book”, “inner book”, en “phantom book”. Wat precies het verschil is tussen die termen ben ik inderdaad alweer vergeten.
Onze voorstelling van, of ons oordeel over een boek is niet gebaseerd op wat we hebben gelezen. Er zijn misschien wat losse elementen blijven hangen, maar dat is dan omdat die voor ons betekenis hebben, niet vanwege hun betekenis in de tekst zelf. We baseren ons vooral op het algemene oordeel over dat boek in de samenleving om ons heen, hun plaats in de “virtuele bibliotheek” (nog een andere term die Bayard introduceert. Daarnaast heeft hij het ook over de innerlijke bibliotheek en de collectieve bibliotheek). In het geval van boeken van onze collega’s zijn meestal onze ervaringen met de auteur doorslaggevend. In elk geval, wat er feitelijk in het boek staat is voor de totstandkoming van ons oordeel meestal niet relevant.
Ook hier heeft Bayard een punt, zoals iedereen weet die een poosje op een universiteit heeft rondgelopen. De communis opinio binnen de wetenschap is niet te vinden in artikelen. Zij wordt gevormd in de wandelgangen van congressen, aan koffietafels en discussiegroepen, waar wordt besloten wat we van bepaalde boeken en artikelen moeten vinden. En inderdaad kan het dan gebeuren dat de betekenis die aan een boek wordt toegekend weinig te maken heeft met wat de auteur precies zegt.
Lezen wat er niet staat
Om een concreet voorbeeld te nemen, het boek van Mario Biagioli, Galileo courtier. The practice of science in the culture of absolutism (1993) geldt in de wetenschapsgeschiedenis als een voorbeeldstudie van vroeg-moderne patronageverhoudingen. In discussies over dit boek hebben historici zich een oordeel gevormd over de betekenis van patronage aan het hof en hoe dat bestudeerd moet worden. Je zou in Kuhniaanse termen van een paradigma kunnen spreken. Dat paradigma is tot op zekere hoogte gebaseerd op het boek, maar is daar ook van losgezongen. Biagioli heeft van verschillende auteurs felle kritiek gekregen, zowel ten aanzien van zijn weergave van de feiten als van zijn interpretaties. Niemand heeft zich daar veel van aangetrokken, en dat is begrijpelijk. Een paradigma is niet afhankelijk van feiten. Het oordeel over het boek is niet gebaseerd op wat er feitelijk staat, maar op wat iedereen vindt dat er staat.
Het kan dus ook gebeuren dat het algemene oordeel volstrekt haaks staat op wat de auteur wilde zeggen toen hij of zij het boek schreef. Toen ik mij jaren geleden bezighield met achttiende-eeuwse genootschappen, bleek mij dat in de (vooral Duitse) literatuur over het onderwerp het boek van Jürgen Habermas, Strukturwandel der Öffentlichkeit (1962), als een cruciale studie werd gezien. Ik ben dat werk dus braaf gaan raadplegen, maar lezing leverde niet de gehoopte helderheid. Sterker, ik kon niet anders dan concluderen dat het boek volstrekt niet ging over wat iedereen zei waarover het ging. Voor zover het de achttiende eeuw al behandelde, was dat niet gebaseerd op bronnen.
Collega’s die ik daarover sprak hielden echter bij hoog en bij laag vol dat het boek wel degelijk de fundamenten legde voor begrip van de achttiende-eeuwse sociabiliteit. Op een goed moment ga je dan aan jezelf twijfelen. Gelukkig kwam ik op een goed moment iemand tegen die vertrouwd was met het terrein waarop het boek zich bewoog, die het grondig had bestudeerd en die grif toegaf dat het niets met de achttiende eeuw te maken had. Het was puur een exercitie in politieke filosofie. Hij wist zelfs te vertellen dat Habermas zelf erg verbaasd was geweest over al die historici die zijn werk opeens als bijdrage tot de kennis van de achttiende eeuw wilden beschouwen.
Wat hier was gebeurd was kennelijk dat historici vonden dat ze een sociologisch kader nodig hadden om het ontstaan van de verlichtingsgenootschappen te begrijpen. Omdat er geen historische studies bestonden die zo’n onderbouwing gaven en je toch ergens naar wilt verwijzen, had men zichzelf en elkaar wijsgemaakt, in wandelgangen en discussies, dat het boek van Habermas, dat toch niemand goed gelezen had, die onderbouwing bood. Een perfect voorbeeld van een “screen book”.
Docta arrogantia?
Wat het werk van Bayard provocerend maakt is dat hij dit alles volstrekt in orde vindt. Het is volgens hem vergeefse moeite om een boek dat je wilt bespreken of waarover je een oordeel wilt geven daadwerkelijk te lezen. Je oordeel is hoe dan ook gebaseerd op omstandigheden die niets met de inhoud van het boek te maken hebben. Die zijn we ofwel vergeten, ofwel kennen we enkel van horen zeggen. Een troost voor onze collega’s die de vloed van alle literatuur die verschijnt niet kunnen bijhouden (dus eigenlijk alle collega’s) en zich daarom behelpen met recensies, gesprekken op symposia, en koffietafelgeruchten. Dit is geen luiheid of slodderwetenschap, aldus Bayard, dit is gewoon hoe wetenschap werkt. Al die types die met veel aplomb hun mening geven over recente trends of pas verschenen boeken, hoeven zich dus nergens schuldig over te voelen, behalve misschien over het feit dat ze doen alsof dat oordeel gebaseerd is op eigen inzicht en studie. Dat is nergens voor nodig.
Hier weet Bayard mij toch niet echt te overtuigen, misschien wel omdat hij keurig doet wat ik met mijn vooroordelen verwacht. Hij kijkt namelijk niet verder dan zijn eigen vak. Als hij het over boeken heeft, gaat het vooral om literaire werken, en als het over wetenschappelijke boeken gaat denkt hij eigenlijk alleen aan literatuurwetenschap. Ieder kent wel de situatie die hij (ongetwijfeld uit eigen ervaring) beschrijft, waarin studenten onbekommerd spreken over werken die ze niet alleen niet gelezen hebben, maar waarvan ze zelfs geen flauw benul hebben wanneer en door wie ze geschreven zijn en met welk oogmerk. Ze zijn dan wel gedwongen de losse flarden die ze hebben opgepikt te interpreteren vanuit een kader dat niets met het boek te maken heeft. Juist dat kan leiden tot verrassende en interessante interpretaties, aldus Bayard. Hij vindt het als literatuurwetenschapper kennelijk normaal dat zijn studenten tekstinterpretaties aandragen die gebaseerd zijn op vrije associatie.
Inderdaad, vooroordeel bevestigd. Laat ik er eerlijkheidshalve aan toevoegen dat literatuurwetenschappers van hun kant natuurlijk juist van mening zijn dat wij historici ons niet bekommeren om inhoud, maar ons enkel druk maken om context en alles om de tekst heen. Hoe dan ook, voor verschillende vakken gelden verschillende regels en ik zie geen reden om voor de geschiedenis nu opeens de regels van de literatuurwetenschappers te accepteren. Dus ja, ik blijf vooralsnog van mening dat je van een academicus mag verwachten dat hij of zij in voorkomende gevallen gezaghebbende werken kritisch tegen het licht moet houden om te zien of er inderdaad staat wat iedereen beweert dat er staat, en of de algemene consensus eigenlijk wel op historisch bewijs is gebaseerd. De ultieme waarheid over een boek is natuurlijk nooit te achterhalen, maar je kunt wel meer of minder goed lezen.
Drie vragen tot slot
Inmiddels roept de analyse van Bayard wel de nodige vragen op. In de eerste plaats over hoe we binnen de geschiedenis over onze uitgangspunten (moeten) discussiëren. Stel dat iemand het door Biagioli gevestigde paradigma wil aanvechten. Welke wegen staan daartoe open? Alternatieve visies worden waarschijnlijk doodgeslagen met het argument dat Biagioli heeft aangetoond dat de zaken heel anders liggen. Idealiter zou je dat kunnen weerleggen via een bespreking van Biagioli’s argumenten, maar als gezegd, wat er feitelijk in zijn boek staat doet er niet toe. Het is zelfs best mogelijk dat het beschreven paradigma daar helemaal niet te vinden is. In dat geval wordt het natuurlijk erg lastig om aan te tonen dat Biagioli het mis heeft. Om een fantoomboek te bestrijden moet je letterlijk tegen spoken vechten.
Een tweede vraag betreft onze reconstructies van het verleden. Als wetenschapshistorici baseren we onze reconstructies voor een groot gedeelte op teksten. We moeten wel, want dat is vaak het enige wat nog van het verleden over is. Maar hoe moeten we die teksten interpreteren als de tijdgenoten er een heel andere draai aan gaven, een die niet gebaseerd was op de inhoud van de teksten zelf? Hoe kom je de ongeschreven wetenschappelijke consensus op het spoor, anders gezegd: hoe roep je spoken uit het verleden weer tot leven?
Tenslotte, wat vertellen we onze studenten? We willen ze immers opvoeden tot kritische academici. Dat betekent, we willen ze duidelijk maken dat ze vooral zelf moeten lezen en nadenken en niet zomaar voor zoete koek moeten aannemen wat iedereen (wijzelf inclusief) voor waar houdt. Maar als we Bayard volgen is dat in veel gevallen een gevecht tegen de bierkaai en zeker voor een jong academicus dus niet zonder risico. Wie carrière wil maken doet er in de meeste gevallen verstandig aan om mee te huilen met de wolven in het bos. Wat voor strategieën staan ons open? Ik zie uit naar een vervolg voor gevorderden: How to talk about books that you actually have read.