Geschiedenis met een persoonlijk tintje van de uitgeverij SUN 1969-1983
Door Jan Huurman
Rondom het tweede lustrum van de Socialistische Uitgeverij Nijmegen (SUN) verscheen in 1979 het imposante gedenkschrift over het korte en heftige leven van schrijver en vertaler Pé Hawinkels. In deze gefragmenteerde biografie onder de intrigerende titel ‘Moet dit een wereldbeeld verbeelden?’ eren de auteurs niet alleen de talentvolle schrijver, maar kijken ze tegelijk terug op hun eigen ontwikkelingsgang. Daarmee creëren ze iets dat lijkt op de bekende afbeelding op het Drosteblik. Cees Willemsen gebruikt de presentatie van dit boek als start van zijn even indrukwekkende boek over de ook korte en hevige historie van de Nijmeegse uitgeverij SUN. Daarmee zorgt hij voor een tweede laag in het Droste-effect, omdat Willemsen zelf in de beschreven periode actief was in de Nijmeegse studentenbeweging. Het is dus ook een spiegel voor zijn eigen handelen, wat tegelijk een overtreding is van een van de fundamentele wetten van geschiedschrijving: gij zult het verleden (geschiedschrijving) en het heden (activisme) scherp van elkaar scheiden. Ik kan hierover evenwel moeilijk al te kritisch zijn, want ik doe hetzelfde. Dit is een recensie van een boek over een stuk van de geschiedenis dat ik zelf (actief) heb beleefd. Een derde laag in het Droste-panorama. Ik ontkom in de onderstaande bespreking niet aan een confrontatie met mijn eigen verleden.
Genoeg inleiding. Het boek zelf, met meer dan 500 pagina’s, lijkt een poging het gedenkschrift van Hawinkels te overtreffen. In omvang een gelijkspel, qua diepgang een overwinning. Willemsen schetst uitvoerig de lange voorgeschiedenis van de oprichting van de Socialistiese (later Socialistische) Uitgeverij Nijmegen in 1969. Die voorgeschiedenis is doorspekt met hoogte- en dieptepunten uit het Rijke Roomse leven, want de Nijmeegse universiteit – de bodem waarop het organisme SUN ontstond, bloeide en uiteindelijk ook weer verdorde – was was (is?) de ultieme uitdrukking van de Katholieke emancipatie. Met de oprichting van de universiteit in 1923 was de emancipatie formeel voltrokken, en kon het Katholieke volksdeel aan alle facetten van het Nederlandse samenleven deelnemen. Zoals vaker het geval is, vormt de afsluiting van een emancipatieproces tegelijk het begin van interne twisten. Zo ook binnen het Roomse volksdeel. In simpel schema: de strijd tussen de behoudende gelovigen enerzijds en de vooruitstrevende belijders anderzijds. Enerzijds de verleiding van het fascisme, anderzijds het perspectief van het sociale engagement. Het tekent de historicus Willemsen dat in het eerste deel van zijn boek de Katholieke geschiedschrijver L.J. Rogier, zelf meer een sociale belijder dan een behoudende gelovige, veelvuldig wordt aangehaald. Willemsen schildert nauwkeurig de ontwikkelingen binnen Katholiek Nederland, van het interbellum tot begin zestiger jaren. In de zoektocht naar fundering van het vooruitstrevend denken en handelen, belanden de sociale katholieken eerst bij het existentialisme en daarna bij het marxisme. Niet de leer van de wetenschappelijke Marx van na 1848 en Het Kapitaal, maar de pennenvruchten van de jonge Marx, meer idealist dan materialist. Vandaar uit is het een kleine stap naar de groep gesjeesde seminariestudenten die eind vijftiger, begin zestiger jaren vanuit Noord-Brabant de Katholieke Universiteit binnenstromen. Daar mengt het verzet tegen de bekrompen vijftiger jaren en de vorige generatie zich moeiteloos met de studentikoze, semi-anarchistische cultuur. In deze oersoep van de zestiger jaren[ zoeken en vinden de jonge intellectuelen hun podia in bladen als Vox Carolina en het Nijmeegse Universiteitsblad. Op deze podia ontspringen achtereenvolgens de Studenten Vakbeweging (SVB), de Kritiese Universiteit (KrU) en de democratiseringsacties. Opmerkelijk genoeg is het dan niet Nijmegen (of Amsterdam) waar vervolgens de eerste grote universitaire bezetting plaatsvindt, maar in Tilburg. De bezetters dopen voorjaar 1969 de Economische Hoogeschool om tot Karl Marx Universiteit. In datzelfde jaar besluiten een aantal van de genoemde ex-seminaristen een heuse uitgeverij op te richten: de SUN. Kort daarvoor was vanuit dezelfde kring een eigen drukkerij (SSN) gestart, en niet echt lang daarna volgde een eigen boekhandel, de Oude Mol.
Cees Willemsen concentreert zich op de SUN-jaren 1969-1983. Die veertien jaar (waarbinnen mijn eigen Nijmeegse studieperiode 1974-1981 zich voltrok) laten een ware explosie van voornamelijk marxistische, dan wel aan het marxisme gerelateerde publicaties zien. De vroege en late Marx komen beschikbaar in de Nederlandse taal, talloze interpretaties, kritieken en discussies vinden hun weg naar boeken en boekjes, en naar het tijdschrift Te Elfder Ure (TEU), een oorspronkelijk verlicht Katholiek periodiek dat midden zestiger jaren min of meer gekaapt wordt door de marxistische ex-priesterstudenten. Op vergelijkbare wijze wordt even later de organisatie Carolus Magnus (de overkoepelende studentenvereniging waarvan álle Nijmeegse studenten automatisch lid waren) en haar huisvesting (Oranjesingel 42) overgenomen door hun geestverwanten. De SUN slaat in de zeventiger jaren zijn vleugels uit naar diverse wetenschapsgebieden en naar de literatuur en andere cultuuruitingen.
Op basis van gedegen archiefstudie en interviews met de hoofdrolspelers binnen de SUN en in de linkse biotoop daar omheen, schetst de schrijver een boeiend beeld van het toenmalige linkse intellectuele wereldje. Uit de oorspronkelijke oersoep was na 1970 een caleidoscoop van afzonderlijke (en toch op elkaar betrokken) organisaties en bewegingen ontstaan: min of meer trotskistische socialistische studentenbonden, de aan de CPN (Communistische Partij Nederland) verbonden Unie van Studenten Nijmegen (USN, de formele opvolger van Carolus Magnus en de huisbaas van Oranjesingel 42), de Socialistiese Partij (SP), vrouwenpraatgroepen, Rooie Flikkers en nog tal van ander (actie)groepen. Nijmegen werd in die jaren stap voor stap van een Roomse een Rode (of in elk geval progressieve) stad. Hoogte- of dieptepunt was de stadsoorlog rond de bezette panden in de Piersonstraat in de tweede maand van 1981. In de jaren daarvoor leidde verzet tegen een megalomaan vernieuwingsproject tot een herwaardering van het stedenbouwkundig weefsel van de Benedenstad, met als resultaat nieuwbouw die het patroon van de middeleeuwse wijk volgt. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 werd het CDA (opvolger van de KVP) in Nijmegen voor het eerst overvleugeld door een linkse partij. Sindsdien staat Nijmegen bekend als Havana aan de Waal.
Rond 1980 implodeert de belangstelling voor expliciet linkse lectuur. SUN en TEU ontkomen niet aan deze neergang en moeten uiteindelijk de vlag strijken. Wat overblijft is een door Cees Willemsen goed leesbaaropgetekende geschiedenis. De in de titel van deze recensie geformuleerde vraag kan dus met een volmondig ‘ja’ worden beantwoord. Het omvangrijke boek van Willemsen, waarop hij medio 2022 promoveerde, is een belangrijke bijdrage aan de cultuurgeschiedenis van Nijmegen en de linkse beweging in Nederland.
Maar geen recensie zonder een kritische noot. De schrijver legt mijns inziens een al te direct verband tussen de cultuur van het Noord-Brabant tussen 1900 en 1960 en het ontstaan van de linkse beweging in Nijmegen. Toegegeven, veel van de voormannen (nauwelijks vrouwen) waren Brabantse ex-seminaristen, maar dat is maar een deel van de toenmalige werkelijkheid. Het Katholieke volksdeel, waaruit volgens Willemsen het marxistisch Nijmegen zich kon ontwikkelen, was en is veelvormiger dan hij beschrijft. In cultureel opzicht kunnen in elk geval de Katholieken van het Noorden (boven de Moerdijk), de Brabantse gelovigen en de Limburgse volgers van Rome van elkaar worden onderscheiden. Willemsen ziet als geschiedschrijver van de Utrechtse Katholieke studentenvereniging Veritas goed het onderscheid tussen Brabantse en Noord-Nederlandse Katholieken, maar miskent het verschil tussen Brabant en Limburg. Anders dan Willemsen beweert was[ ook Noord-Brabant een frontgebied, waar Katholieken en anders- of niet-gelovigen streden om de (culturele) hegemonie. Zie de geschiedenis van het Kruiswerk in die provincie. Het Wit-Gele Kruis werd in de eerste decennia van de twintigste eeuw opgericht om de neutrale thuiszorgorganisatie Groen Kruis de loef af te steken. In Limburg was zo’n actie overbodig. Daar was de hegemonie van de Katholieken zo vanzelfsprekend, dat het Groene Kruis gewoon een Katholieke organisatie werd. Zoals Pé Hawinkels (zie aanvang van deze recensie) een Limburger was en geen Brabander, een verklaring wellicht van de andere, minder prekerige en meer literaire weg die hij heeft gekozen. Geen wereldbeeld, maar wel een blik op de wereld.
De SUN is allang niet meer. Nijmegen heeft daarmee zijn intellectuele voortrekkersrol binnen links Nederland ook verloren. Wat is overgebleven is een cultuur van progressieve ontspannenheid, met als erfenis onder meer Lux, het grootste filmhuis van Nederland, voortgekomen uit het oude huis van de linkse studentenbeweging Oranjesingel 42. Wie wil weten waar het allemaal uit is voortgekomen, vindt in het boek van Cees Willemsen een prima bron.
o-o-o
Jan Huurman studeerde tussen 1974 en 1981 in Nijmegen bestuurskunde en geneeskunde, en was in de studiejaren ’77-’78 en ’78-’79 samen met Cees Willemsen lid van de Universiteitsraad. Vanaf 1988 zelfstandig adviseur en interim-manager in de volksgezondheid. Schoolde zich bij tot (medisch-) historicus en publiceert regelmatig op dit vakgebied.
Cees Willemsen. De marxistische erfenis van het Aggiornamento. Socialistische Uitgeverij Nijmegen 1969-1983. Roelants, 512blz.