Europa en technologie: Fundament en balanceeract tegelijk

Met 27 lidstaten en een tiental in de wachtkamer is de Europese Unie (EU) een significante factor in de wereldeconomie en de mondiale politiek. Dit is echter geen status quo. Aan alle kanten wordt aan het supranationale karakter van de EU geknaagd. Tijd dus voor een analyse van de verknooptheid van die 27 natiestaten. De inzet van deze bijdrage is dat bij de oprichting van de Europese Gemeenschap van zes landen in de jaren vijftig van de vorige eeuw niet alleen de politieke wil een rol speelde maar ook technologie. Meer in het bijzonder via de oprichting van Euratom, de Europese organisatie voor de toepassing van kernenergie voor vreedzame doeleinden. Euratom was zowel een fundament voor een gemeenschappelijke kernenergiemarkt als een balanceeract vanwege de afhankelijkheid van de Verenigde Staten op nucleair terrein, de Franse urgentie om kernwapens te produceren en de Duitse wil om gedemilitariseerd te blijven.1 Deze historische analyse kan dan een trigger zijn voor een verrassende blik op de huidige politieke situatie van de EU rond klimaatopwarming: de noodzakelijke en verbindende rol van technologie daarbij.2

De context van die jaren vijftig was het herstel van de nationale economieën van het continent dat totaal verwoest uit de Tweede Wereldoorlog was gekomen. Er waren vier dimensies waarbinnen de leiders van de Europese landen die toenadering tot elkaar zochten, samen konden werken: de productie van grondstoffen en landbouw, economie, defensie, en wetenschap en technologie.3 Elk van deze dimensies was onderwerp van overleg en plannenmakerij zonder dat dergelijke ambities erg succesvol werden. Een beoogde Europese defensie-gemeenschap zou zich beperken tot zes landen op het vaste land; Groot-Brittannië zou zich buiten de besprekingen houden.4 Politiek-economische samenwerking was het onderwerp van de WEU: een West-Europese Unie. Behalve in het geval van de in 1954 opgerichte CERN–Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire, de Europese Raad voor Kernonderzoek–kwamen de eerdergenoemde instituties niet tot wasdom.5 Wat de defensiegemeenschap betreft kwam dat zeker ook door het oprichten van, en het toetreden tot, de Noord-Atlantische VerdragsOrganisatie–de NAVO–die van kracht was vanaf augustus 1949.

De EEG en Euratom

Desondanks leefde bij zes West-Europese landen de wil om tot een gemeenschappelijke markt te komen: Frankrijk, Italië, West-Duitsland, België, Nederland en Luxemburg (de Benelux). In 1951 was dan weliswaar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht, maar het waren vooral de drie kleinere Benelux-landen die behoefte hadden aan meer economische samenwerking. Meer concreet: expansie van handelsterreinen alsmede onderlinge afstemming van sociaal beleid.6 Het Verdrag van Rome van 25 maart 1957 is de roemruchte mijlpaal in de geschiedenis van de Europese integratie. Daarmee kwam een Europese Economische Gemeenschap (EEG) van de zes landen tot stand die zou culmineren in de huidige Europese Unie. Maar tegelijkertijd met het ondertekenen van de oprichting van de gemeenschappelijke markt werden, even verderop, ook de handtekeningen gezet onder het Euratom-Verdrag. Zoals gezegd was Euratom de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van de zes EEG-landen ter bevordering van de vreedzame toepassing van kernenergie. Om zeker te zijn van het bindende karakter van de handtekeningen onder beide verdragen werden in de wetgevende Kamers van de zes landen in hoog tempo hierover wetten aangenomen. In Nederland vond dat plaats op 4 juli 1957.7

De institutionalisering van kernenergie in de vorm van Euratom in de jaren vijftig en zestig hield dus een dubbele beloofte in: enerzijds een van onuitputtelijke energie en anderzijds van een blauwdruk voor de ontwikkeling van wetenschap & technologie binnen de nucleaire sector die moest uitstralen naar een algemeen industriebeleid van de Europese gemeenschap in statu nascendi. En misschien zou nucleaire samenwerking de hang naar nationale soevereiniteit van de deelnemende West-Europese landen kunnen doen kantelen.

Doelstelling van Euratom was een snelle vestiging en vervolgens groei van een nucleaire industrie in Europa en met name de bouw van kerncentrales voor de opwekking van elektriciteit. De oprichting van Euratom werd mogelijk doordat de Amerikanen, in het kader van hun Presidentieel-programma van kerntechnologie voor vreedzame doeleinden (atoms for peace), hun technologie ter beschikking stelden.8 De technologie bestaat uit het splitsen van zware atoomkernen met behulp van neutronen waarbij nieuwe neutronen ontstaan. De crux is een kettingreactie tot stand te brengen zonder dat deze uit de hand loopt; vrijkomende warmte wekt vervolgens via een stoomturbine stroom op.

Kerncentrales

Een kerncentrale bestaat dus enerzijds uit een reactor en turbine en anderzijds uit splitsbaar materiaal, gewoonlijk het lichtere 235uranium. Dit specifieke element komt in de natuur alleen in zeer lage concentraties voor en moet daarom via verrijking uit uraniumerts worden opgewerkt. Deze technologie, en het 235U zelf, kon in de jaren vijftig en zestig alleen bij de Amerikanen worden verkregen.

De ontwikkeling van kernenergie in West-Europa kwam in een stroomversnelling door een politieke crisis: het afsluiten van het Suez-kanaal in 1956 door Egypte en een claim op het eigendom van het kanaal waardoor de aanvoer van olie uit het Midden-Oosten bemoeilijkt werd. Egypte wilde dat Groot-Brittannië zich langs de kanaaloevers zou terugtrekken wat uiteindelijk onder Amerikaanse druk gebeurde. De conclusie die de West-Europese landen uit de Suez-crisis trokken was dat een snelle ontwikkeling van kernenergie essentieel was om hun energievoorziening te garanderen. Euratom wilde al het beschikbare splijtbare materiaal – afkomstig uit de V.S. en Canada alsmede Belgische en Franse koloniën – onder haar jurisdictie brengen. De Franse regering weigerde daarin mee te gaan omdat zij eigen kernwapens wilde ontwikkelen – iets dat natuurlijk haaks stond op het Amerikaanse atoms for peace. Frankrijk hield voet bij stuk en werd inderdaad een kernwapenmacht.9

Kort na de oprichting van Euratom werd een werkgroep ingesteld om samen met de Amerikaanse regering een programma te ontwikkelen voor de bouw van enkele prototypes van reactoren. De Amerikanen wisten hun voorkeursontwerp, zogeheten lichtwaterreactoren, voor kerncentrales aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan te vermarkten. De technologie draaide om het koelen van het splijtingsmateriaal en de Britten bijvoorbeeld hanteerden een alternatieve techniek: gebruik van gasgrafiet. Ook kon zwaarwater (met deuterium) toegepast worden. Eenmaal gekozen voor de Amerikaanse technologie van lichtwater zouden onder Euratom alternatieven niet meer geëvalueerd worden.

Dat vermarkten verliep volgens een klassiek economisch proces. Via Euratom bestond de markt voor kerncentrales uit zes landen en er werd vol vertrouwen verondersteld dat een enorme markt in het verschiet lag terwijl het aanvankelijk nog om prototype-elektriciteitscentrales ging. De bomen van de Amerikaanse producenten groeiden tot in de hemel: ze verkochten kerncentrales waarbij de nieuwe eigenaar alleen de startknop hoefde in te drukken, zo luidde het verkooppraatje. De West-Europese leden van Euratom ontleenden daaraan zoveel vertrouwen in de Amerikaanse technologie dat er tientallen bestellingen volgden.

Al snel bleek dat er enorme technologische problemen waren. Constructies van staal en beton bleken zwaarder uitgevoerd te moeten worden en de voorzorgsmaatregelen in geval van radioactieve calamiteiten bleken zeer kostbaar. De Amerikaanse eigenaren/opdrachtgevers (meestal uit de elektriciteitssector) legden in de jaren vijftig en zestig de schuld voor kostenoverschrijdingen bij de overheden die, onvoorzien, het milieubeschermings­beleid hadden aangepast. Er kwamen hogere eisen voor kwaliteitsborging en voor de voorschriften voor nucleaire veiligheid. De overheid pareerde deze kritiek met het verwijt dat de industrie een te lage arbeids­productiviteit liet zien, dat de leveranciers van apparatuur productiefouten maakten en dat de planning werd geplaagd door managementproblemen. De les die men had te leren was dat de ontwikkeling van nucleaire technologie een industriële onderneming was en dat daar zowel productie als onderzoek voor nodig was. Feitelijk werden alle centrales verliesgevend.10

Het gevolg hiervan was dat Euratoms vermeende gemeenschappelijke markt van kerncentrales uiteenviel en dat de zes EEG-landen ieder hun eigen programma’s voor kerncentrales ontwikkelden. Dit al dan niet onder bilaterale overeenkomsten met de Verenigde Staten. Opmerkelijk is dat ondanks het feit van de soevereine ontwikkeling van kerncentrales binnen de EEG, zeventig jaar later het Euratom-verdrag nog steeds het handvest is voor het werken aan kernenergie in de nu niet zes maar inmiddels 27 landen van de Europese Unie.11

Kerncentrales als industriepolitiek

Welke conclusies zijn er nu te trekken uit bovenstaand historisch verhaal? De eerste heeft betrekking op de rol van kernenergie, een voorbeeld van zeer kostbaar technologisch ontwikkelingswerk. Het feit dat in de jaren zestig kerncentrales feitelijk alleen met behulp van de Amerikanen gebouwd konden worden zou de coördinerende rol van Euratom ondermijnen. Vaak was er eerder sprake van bilaterale dan van multi- of transnationale samenwerkingen. Anderzijds waren de projecten zodanig kostbaar dat de Europese landen wel samen móesten werken. Deze historie laat tevens zien dat het Euratom-verdrag steviger in een verdragsformat kon worden gegoten (ondanks de latere fragmentatie) dan de politiek van economische samenwerking zoals besloten met het Verdrag van Rome van 1957. West-Europese markten zoals die van de industrie en de landbouw kenden nu eenmaal indertijd al gevestigde belangen. Technologisch hoogstaande kerncentrales waren nieuw en uitdagend, iets wat we nu een greenfield-activiteit zouden noemen.

Met het oog op de huidige herwonnen interesse in kernenergie vanwege het feit dat er bij de elektriciteitsproductie daarmee geen CO2 vrijkomt, is het verstandig lessen uit het verleden in het oog te houden. Een les waar men rond atoms for peace tegenaan liep was dat technologie nooit louter techniek is. Met het opstarten van de eerste kerncentrales in de Verenigde Staten kwamen technische maar vooral ook veiligheidsproblemen aan het licht. Omwonenden van die centrales maakten zich steeds meer zorgen over de betrouwbaarheid waarna de overheid strengere eisen ging stellen aan het opereren van die centrales. Bijgevolg namen de bouwkosten van kerncentrales exponentieel toe. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was kernenergie een droombeeld. Toen dat in de decennia daaropvolgend niet werd verwezenlijkt, was het resultaat een wereldeconomie die goeddeels is gebaseerd op het verbranden en verbruiken van fossiele brand- en grondstoffen. Met de slinkende beschikbaarheid van aardgas als gevolg van de oorlog in Oekraïne, wordt in Nederland nu teruggegrepen op kernenergie. De Tweede Kamer suggereert zelfs vier nieuw te bouwen kerncentrales. De historie lijkt zich te herhalen: ook bij de huidige plannen staan veiligheid en additionele kosten slechts in kleine lettertjes vermeld.12

Klimaatopwarming: Noodzaak tot een technologisch verenigd Europa

Bovenstaande beknopte geschiedenis van Euratom wil laten zien dat technologie een drijfveer was voor de unificatie van landen binnen een Europese Economische Gemeenschap en vervolgens de Europese Unie van vandaag. Het feit dat kernenergie een balanceeract was bij dat verenigen van landen laat onverlet dat Research & Development een fundament van unificatie van landen kan zijn waarbij nationale soevereine ambities opgeofferd moeten worden. De Italiaanse oud-premier Enrico Letta heeft – daarbij van harte gesteund door de Franse president Macron – recent een analyse van de EU gepresenteerd waarin wetenschap en technologie een vijfde vrijheid van Europese samenwerking wordt genoemd naast de vrije verplaatsing van mensen, goederen, services en kapitaal. Dit om innovatie en onderwijs in één enkelvoudige markt te stimuleren.13

Het is geen toeval dat wordt voorgesteld de grondvesten van de EU uit te breiden met een vijfde vrijheid, die van innovatie en onderwijs. In de strijd tegen klimaatverandering heeft de EU ingrijpende plannen gesmeed om de temperatuurstijging, als gevolg van CO2 en andere broeikasgassen, onder de 1,5°C te houden. Daarvoor zijn echter technologietransities benodigd die er nog in het geheel niet zijn. Analoog aan de ontwikkeling van kernenergie van driekwart eeuw geleden, moeten er alternatieve technologieën beschikbaar komen die de op fossiel-gebaseerde moeten vervangen. Die moeten met spoed worden ontwikkeld via wetenschappelijk onderzoek dat berust op coöperatieve en transnationale inspanningen. Dát is niet veel anders dan de vroege jaren van kernonderzoek.14

Maar de verhouding markt/technologie is omgekeerd aan vroeger. Toen werd technologie gebruikt om een gemeenschappelijke markt te creëren, nu is die markt er en heeft technologie een missie uit te voeren. De gemeenschappelijke markt van de 27 landen biedt economische ruimte om de klimaattransitie(s) mogelijk te maken. Maar dan moet de EU wel een Unie blijven. Hoogtechnologische innovatie vereist samenwerking die zowel een fundament kan zijn voor eenheid als kan bestaan uit een precaire balanceeract. We zullen regelmatig over de eigen voeten en de voeten van anderen struikelen. Maar er is geen alternatieve optie dan gezamenlijk voor vergroening te kiezen.


  1. Guzzetti, L., A Brief History of European Union Research Policy (Office for Official Publications of the European Union, 1995), 1-33. ↩︎
  2. Helvoort, T. van, Ketens van Fossiele Grondstoffen: Procestechnologie en de Transitie naar Duurzaamheid (Amsterdam University Press, 2024). ↩︎
  3. Blair, A., “The road to Rome: 1945-1957,” in Blair, A., The European Union since 1945 – 2nd edition (Pearson/Longman, 2010), 13-29. ↩︎
  4. Fursdon, E., The European Defence Community: A History (Macmillan Press, 1980). ↩︎
  5. Hermann, A., et al., History of CERN, volume I: Launching the European Organization for Nuclear Research (Elsevier, 1987); over de invloed van de Verenigde Staten bij de wording van CERN zie: Krige, J., American Hegemony and the Postwar Reconstruction of Science in Europe (MIT Press, 2006), 57-73. ↩︎
  6. Gillingham, J., Coal, Steel, and the Rebirth of Europe, 1945-1955: The Germans and French from Ruhr Conflict to Economic Community (Cambridge University Press, 1991); zie ook de latere studie op dit thema: Kaiser, W., Schot, J., Writing the Rules for Europe: Experts, Cartels, and International Organizations (Palgrave Macmillan, 2014). ↩︎
  7. Polach, J.G., “VI. Success of the Relance,” in Polach, J.G., Euratom: its Background, Issues and Economic Implications (Oceana Publications, Inc., 1964), 67-69, met name 67. ↩︎
  8. Helmreich, J.E., “The United States and the Formation of Euratom,” Diplomatic History 15, no. 3 (1991): 387-410. ↩︎
  9. Hecht, G., Radiance of France: Nuclear Power and National Identity after World War II (MIT Press, 1998). ↩︎
  10. Bupp, I.C., Derian, J.-Cl., “Euratom: A Trojan horse for light water in Europe”, in Bupp, I.C., Derian, J.-Cl., Light Water: How the Nuclear Dream Dissolved (Basic Books Inc., 1978), 15-41. ↩︎
  11. European Parliamentary Research Service [EPRS, Dulian, M.], “Nuclear Energy in the European Union–European Parliament” (European Union, September 2023). ↩︎
  12. Stellinga, M., “Steeds meer Partijen voor nieuwe Centrales, Geen Discussie over Veiligheid,” NRC, 18 november (2023). ↩︎
  13. Letta, E., “A 5th freedom [voor de EU] to enhance research, innovation and education in the Single Market,” in Letta, E., Much More than a Market – Speed, Security, Solidarity: Empowering the Single Market to deliver a Sustainable Future and Prosperity for all EU Citizens (European Commission, April 2024), 19-25. ↩︎
  14. Europese Commissie, Transition Pathway for the Chemical Industry (Europese Commissie, January 2023). ↩︎

Posted

in

Tags: