“Eenige merkwaardige entomologische werken” 

Dit verhaal is gelijktijdig gepubliceerd door Gauronica (weblog Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen) en Shells and Pebbles. 

Ik had onlangs een aantal collega’s van andere universiteitsbibliotheken te gast bij ons in Groningen. En, zoals vaker, dan doen we ons best om te laten zien wat voor moois we wel niet in onze Bijzondere Collecties hebben. Ook aan UB’ers is ijdelheid niet vreemd. Ik wilde natuurlijk extra indruk maken door een aantal werken uit de collectie te laten zien waar ik ook nog mooie verhalen bij kon vertellen. Gezien mijn persoonlijke interesse en onderzoeksgebied, werd het een stapel oude natuurhistorische werken met koloniale connecties. 

Ik had mijn collega bij Bijzondere Collecties een lijstje gegeven van boeken die ik wilde laten zien. Daarbij zat ook het ‘apenboek’ van Jean Baptiste Audebert uit 1800. Officieel heet het boek Histoire naturelle des singes et des makis. Ik wist dat we het hadden, maar ik had het nog nooit gezien. Het bleek een fantastisch groot boek te zijn vol met handgekleurde platen van de meest merkwaardige apen en maki’s van over de hele wereld. Maar hoe mooi het boek ook was, uiteindelijk bleek een onverwacht onooglijk stempeltje op het titelblad interessanter dan de prachtillustraties.

Afbeelding 1: Titelpagina van Audebert’s Histoire naturelle des singes et des makis, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteitsbibliotheek, M1 F—- 2. 

Als je wel eens een boek hebt geleend bij de UB heb je ongetwijfeld gezien dat er een eigendomsstempel in staat. Dat is een oude gewoonte die we nog steeds niet hebben afgeleerd, ook al is niet iedereen er blij mee. Het geweeklaag van mijn collega’s over weer zo’n stempel op de eerste pagina van een van onze vijftiende-eeuwse incunabelen is niet van de lucht. Tegenwoordig zetten we in oude drukken geen stempels meer, maar ik ben blij dat we nog niet zo voorzichtig waren toen het ‘apenboek’ bij ons terechtkwam. 

Op het titelblad van het ‘apenboek’ staan zelfs twee stempels. Eentje van de UB zelf, maar ook een tweede stempel. Het is een liggend rechthoekig stempel met afgeplatte hoekjes met de tekst ACADEMIAE GRONINGANAE MUSEUM ZOOLOGICUM: het Zoölogisch Museum van de Groningse Academie.

Afbeelding 2: Detail van het stempel in Audebert’s boek. Rijksuniversiteit Groningen, Universiteitsbibliotheek, M1 F—- 2. 

Toen mijn collega uit Amsterdam mij op dat stempel wees, had ik meer vragen dan antwoorden. Voor zover ik wist (en dat is ook zo), was het natuurhistorisch museum in 1906 compleet (op een eekhoorn na die net uit logeren was) verloren gegaan bij de brand die het oude Academiegebouw in de as legde. Dus waar kwam dit boek dan vandaan? En hoe kwam dat stempel erin terecht? Was er misschien toch nog iets gered van het natuurhistorisch museum? Dat was een onderzoekje waard! 

Ik wees een collega bij Bijzondere Collecties op dit stempel. Een paar dagen later kwam hij mij vertellen dat hij nog een boek was tegengekomen met hetzelfde stempel. Dat ging om Over de voortteeling en wonderbaerlyke veranderingen der Surinaemsche insecten van Maria Sibylla Merian uit 1719.

Afbeelding 3: Titelpagina van Merian’s Surinaemsche insecten, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteitsbibliotheek, uklu M1 O—- 2. 

We besloten om onze natuurhistorische collectie eens aan een nader onderzoek te onderwerpen om te kijken of we meer voorbeelden van dit stempel konden vinden. 

Na een aantal genoeglijke uurtjes in het magazijn met boeken van Aldrovandi, Gesner, Catesby, Cuvier en de mindere goden van de natuurhistorie op schoot kwamen we tot een lijst van 50 titels (sommige in meerdere delen) waarin hetzelfde stempel aanwezig was.i Zes van deze boeken gingen over zoogdieren, één over de hydrarchos (een hoax-skelet van een zeeslang), en de 43 overige titels gingen allemaal over insecten. Zo veel boeken over insecten, dat kon natuurlijk geen toeval zijn. Daar moest een verhaal achter zitten. 

Al deze boeken waren ruim voor 1906 gepubliceerd, dus de hypothese dat deze boeken gered waren uit de vlammen van de vuurzee was nog werkbaar.

Afbeelding 4: Academiegebouw “Voor den brand op 30 Augustus 1906,” “In den Brand” en “Na den brand.” Uitgegeven door J. D. Dijk, uit de collectie van de Groninger Archieven, NL-GnGRA_1173_79_20. https://hdl.handle.net/21.12105/a031fde5-11b1-6ccb-4440-8b4594ece157 

Al moet ik bekennen dat mijn collega en ik lichtelijk teleurgesteld waren dat we geen brand- of rookschade hadden kunnen vaststellen bij deze boeken. Dat zou natuurlijk helemaal spectaculair zijn geweest. We zagen al voor ons dat de professoren in smeulende pandjesjassen met gevaar voor eigen leven hun kostbare boeken aan het begerige vuur onttrokken. Ach ja, soms mag je als historicus even de fantasie aan het werk laten voor je weer landt bij de feiten. 

Het ging dus vooral om veel boeken over insecten. Was er iets bijzonders met insecten in het natuurhistorisch museum? Elke natuurmuseum heeft insecten, maar kennelijk was er iemand die er bovengemiddelde interesse in had. Was het een hoogleraar misschien? Bij onze magazijnspeurtocht waren we al een monografie over wespen tegengekomen van prof. H. J. van Ankum, de man die de leiding had over het museum ten tijde van de brand en zijn levenswerk in vlammen zag opgaan. Maar ik had niks kunnen vinden over een collectie boeken van hem. 

Toen bladerde ik (digitaal) door het Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen, ter gelegenheid van haar vijfde halve eeuwfeest uitgegeven in 1864. Daar vond ik een paragraaf gewijd aan de musea en kabinetten van de universiteit. En tot mijn verbazing las ik daar de volgende zin: “Ten slotte zij nog vermeld, dat Mevr. de Douairière van Ittersum, te Brummen, het museum begiftigde met de rijke en fraaye verzameling Coleoptera, en vele belangrijke boekwerken over deze orde van Insekten, door wijlen haar echtgenoot bijeengebracht.” Dat was wel heel toevallig en bijna te mooi om waar te zijn. 

Na wat heen en weer gesurf op genealogische websites en na raadpleging van het Rode Boekje kwam ik erachter dat “wijlen haar echtgenoot” Rudolph Anne Julius baron van Ittersum (1806-1859) heette en zijn hele leven werkzaam was geweest als notaris in Brummen.

Afbeelding 5: Portret van de douarière Van Ittersum, Anna Johanna Elisabeth Collot d’Escury (1811-1861), maker onbekend, origineel schilderij vermist sinds 1945, https://rkd.nl/images/129063 
Afbeelding 6: Portret van Rudolph Anne Julius van Ittersum (1806-1859), maker onbekend, origineel schilderij vermist sinds 1945, https://rkd.nl/images/129064 

En in zijn vrije tijd hield deze notabele zich kennelijk bezig met het verzamelen van kevers (Coleoptera). In die tijd was het geen ongebruikelijke hobby voor de hogere standen om zich in hun vrije tijd bezig te houden met natuurhistorie. 

Kennelijk had Van Ittersum de financiële middelen om een eigen insectenbibliotheek op te bouwen. En het mooiste was dat we in een aantal van de boeken met het stempel van het museum ook de handtekening aantroffen van RAJ of R van Ittersum, dus de cirkel was rond.

Afbeelding 7: Handtekening van Van Ittersum (R van Ittersum, Brummen) in een van de boeken met het stempel. 
Afbeelding 8: Handtekening van Van Ittersum (RAJ van Ittersum) in een van de boeken met het stempel. 

We konden nu met zekerheid vaststellen dat het grootste deel van de boeken met het museumstempel afkomstig was uit de privébibliotheek van Van Ittersum en tussen 1859 en 1861, na de dood van Rudolph en voor de dood van zijn weduwe aan het Natuurhistorisch museum was geschonken. 

Maar waarom was dan juist het museum in Groningen de bestemming van de kevers en de boeken van Rudolph uit Brummen? Van Ittersum was lid van de Nederlandsche Entomologische Vereeniging sinds 1845-1846, getuige zijn necrologie in het Tijdschrift voor Entomologie, het lijfblad van de Vereeniging. Bij de Vereeniging was men bekend met het feit dat Van Ittersum “eenige merkwaardige entomologische werken” bezat. Uit hetzelfde tijdschrift blijkt dat de collectie kevers van Van Ittersum ook wel eens gebruikt werd door wetenschappers en dan met name door ene Claas Mulder. En laat Claas Mulder nu net hoogleraar en docent Natuurlijke Geschiedenis in Groningen geweest zijn. We betreden nu het rijk van de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Bewijs dat Mulder de mediator was heb ik niet, maar hij belichaamt wel een duidelijke connectie tussen Groningen en Van Ittersum. 

Dan blijft voor mij de vraag over hoe de insectenbibliotheek van Van Ittersum zijn weg gevonden heeft van het verloren gegane natuurhistorisch museum naar de UB.

Afbeelding 9: Stereofoto van het natuurhistorisch museum uit 1870. Door J. G. Kramer, uit de collectie van de Groninger Archieven, NL-GnGRA_1988_28. https://hdl.handle.net/21.12105/e40848f7-22ca-42ed-e335-37faa2a7a60f 
Afbeelding 10: Stereofoto van het natuurhistorisch museum uit 1870. Door J. G. Kramer, uit de collectie van de Groninger Archieven, NL-GnGRA_1988_29. https://hdl.handle.net/21.12105/9ab98a2e-9d4e-5d2f-6c02-27a4ada7b5c2 

We weten dat er uit de begane grond van het Academiegebouw ten tijde van de brand ook boeken zijn gered (het museum zelf zat op de eerste verdieping). Uiteraard zou ik graag beweren dat de geredde boeken de “merkwaardige entomologische werken” van Van Ittersum zijn. Maar helaas, dat weet ik niet zeker. Tussen 1864 en 1906 kan er van alles gebeurd zijn en kan iemand bij het museum zomaar hebben besloten om de museumbibliotheek over te dragen aan de UB. Vanwege gebrek aan bewijs seponeren we dit laatste stukje dan maar. Ik ben allang tevreden met het feit dat we in ieder geval hebben kunnen achterhalen hoe dat merkwaardige stempel in die boeken is gekomen. 

PS Na het schrijven van dit blog heeft een van de student-medewerkers bij Bijzondere Collecties, Berend Pietersma, besloten om zijn masterscriptie te wijden aan negentiende-eeuwse schenkingen van naturalia en boeken aan het natuurhistorisch museum. Ik heb benieuwd naar wat hij verder boven tafel weet te krijgen. 


Tags: